Hof van Justitie trekt finale streep door privédistributienetten

Veel aandacht kreeg het arrest van de 5de kamer van het Hof van Justitie van 28 november 2024 in Vlaanderen niet. Met dat arrest trok het Hof, tot ontzetting van velen in Duitsland, een streep door de rekening van de exploitanten van Kundenanlagen. Ik schreef eerder al dat ook het Vlaamse systeem van (toegelaten) privédistributienetten op gespannen voet staat met de richtlijnen die de lidstaten zelf hebben aangenomen. Het Hof maakt nogmaals duidelijk dat de keuze van de Europese wetgever slechts een heel beperkt aantal uitzonderingen toestaat. Privédistributienetten (ook niet onder de vlag van “energy as a service”) vallen daar niet onder.

Een Kundenanlage is volgens het Energiewirtschaftsgesetz (EnWG) een energie-installatie (i) die dient voor de levering van energie, (i) die zich op een ruimtelijk aaneensluitend gebied bevindt (al dan niet verbonden met een directe lijn), gekoppeld is aan een openbaar energienet of aan een productie-installatie, (iii) geen invloed heeft op de mededinging op de leveringsmarkt en (iv) waarop alle aangesloten gebruikers vrij hun leveranciers kunnen kiezen. Kundenanlagen zijn vrijgesteld van verbruiksgerelateerde netwerktarieven en van een aantal Duitse belastingen en heffingen. De (publieke) netbeheerder waarop de Kundenanlage aangesloten is moet een meetinstallatie plaatsen voor het globale verbruik van de Kundenanlage en voor alle meetpunten die noodzakelijk zijn voor het verlenen van toegang tot het leveringssysteem voor individuele meters binnen de afnemerinstallatie (voor de boekhouding relevante individuele meters)”. Als er derde leveranciers zijn moeten die de individuele meterstanden ontvangen.

Engie wou twee WKK-installaties bouwen. Die zou het met een Kundenanlage verbinden met 266 wooneenheden om die te voorzien van warmte, warm water en elektriciteit. Het vroeg daartoe een aansluiting op het distributienet van de Zwickauer Energieversorgung (ZEV). ZEV weigerde, omdat het meende dat het net niet zou voldoen aan de voorwaarden van het EnWG. Engie ging daartegen in beroep. Het Oberlandesgericht Dresden wees de vordering van Engie tot vernietiging van die weigering af. Engie stelde een cassatievoorziening in bij het Bundesgerichtshof. Dat besliste om een aantal prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.

Het Hof van Justitie oordeelde in het arrest van 28 november 2024 dat artikel 2.28 en 2.29, en de artikelen 30 tot en met 39 van de EMD Richtlijn 2019/944/EU zich verzetten tegen een nationale regeling zoals de Kundenanlage “als die installatie wordt gebruikt voor het transport van hoog-, midden of laagspanningselektriciteit met het oog op de verkoop ervan aan afnemers en indien geen van de uitdrukkelijk in die richtlijn vastgestelde ontheffingen of afwijkingen van die verplichtingen van toepassing is”.

Opmerkelijk in dit arrest is dat het Hof zich beperkt tot de vaststelling dat de definities van distributie en distributienetbeheerder een uniforme EU-wijde invulling moeten krijgen. Dat deed het ook al in de arresten-citiworks, Solvay Chimica en Elektrorazpredelenie Yug. In die arresten verwees het Hof wel expliciet naar de noodzaak van de ontbundeling tussen de activiteiten van netbeheerder en de productie-en leveringsactiviteiten en naar het recht op vrije leverancierskeuze. Die vrije leverancierskeuze is (minstens op papier) bij de Duitse Kundenanlage mogelijk.

Uit het arrest valt af te leiden, zoals ik hier al eerder schreef, dat ook de Vlaamse uitzondering van de (toegelaten) privédistributienetten (waarbij de levering van elektriciteit ondergeschikt is aan een ruimer dienstverleningspakket, zoals bij woonzorgcentra of studentenhuisvesting) op gespannen voet staat met de Europese regels. Immers, is een (intern) net waarlangs elektriciteit wordt geleverd aan individuele (en invididualiseerbare) eindafnemers niet gewoon een distributienet? Een net dat dient voor “distributie” (het “transport van elektriciteit langs hoog-, midden‑en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen”, art. 2.28 EMD), waarbij “levering” “de verkoop van elektriciteit aan “afnemers” is (art. 2.12 EMD) “afnemers” “grootafnemers of eindafnemers van elektriciteit” zijn (art. 2.1 EMD) en “eindafnemer” “een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen verbruik” (art. 2.3 EMD) en dat beheert wordt door een “distributiesysteembeheerder” (art. 2.29 EMD). Ook bij de (door)levering van elektriciteit aan bewoners van een woonzorgcentrum of van een studentenflat verrekent men (weze het in een meer algemene prijs) de elektriciteitskost. Getuige hiervan trouwens de procedures die de koepels van de bewoners van woonzorgcentra instelden voor het Grondwettelijk Hof tegen de uitsluiting van de energiepremies na de energiecrisis van 2021-2022.

Is het nuttig om dit allemaal zo strikt toe te moeten passen? Heeft dit allemaal wel zin? Overdrijft Europa ook hier weer niet een heel klein beetje?

Het Hof vindt van niet. Het stelt de primauteit van de uniforme uitlegging van de begrippen van de Elektriciteitsrichtlijnen voorop. De lidstaten kunnen hiervan niet afwijken “ook niet op grond van het evenredigheidsbeginsel” (rn. 62). Het Hof verwijst hierbij naar het arrest Solvay Chimica, waar ik in de aangehaalde randnummers niets lees over het evenredigheidsbeginsel.

Het Hof van Justitie gaat niet in op de nochtans duidelijke (en op het eerste gezicht overtuigende) beschouwingen van het Bundesgerichtshof in het verwijzende arrest:

„Mit dezentralen Erzeugungsanlagen verbundene Energieanlagen zur Abgabe von Energie (…) können einen Übergang zu einem nachhaltigen Energiesystem mit geringen CO2-Emissionen zwar erleichtern (…). Beim Anschluss einer Vielzahl vergleichbarer Kundenanlagen an das Verteilernetz wird der Netzbetrieb aber generell teurer und weniger effizient. Zunehmend weniger Letztverbraucher tragen die Gesamtkosten des Netzes. Denn für Strom, der durch eine dezentrale Erzeugungsanlage erzeugt und in der daran angeschlossenen Kundenanlage verbraucht wird, sind keine Netzentgelte (…) zu zahlen, während der Verteilernetzbetreiber gleichwohl genug Netzkapazität vorhalten muss, um bei einem Ausfall der dezentralen Erzeugungsanlagen die Versorgung aufrecht zu erhalten (…).“

Gaat het uiteindelijk ook allemaal niet hierom in de discussies rond (al dan niet toegelaten) privédistributienetten: hoe meer netgebruikers niet bijdragen aan de (stijgende) kosten van de publieke netten, hoe duurder die gaan worden voor de mensen die niet voor de aansluiting op zulk privédistributienet kunnen kiezen.

Lire dans

Aperçus écrits

Veel aandacht kreeg het arrest van de 5de kamer van het Hof van Justitie van 28 november 2024 in Vlaanderen niet. Met dat arrest trok het Hof, tot ontzetting van velen in Duitsland, een streep door de rekening van de exploitanten van Kundenanlagen. Ik schreef eerder al dat ook het Vlaamse systeem van (toegelaten) privédistributienetten op gespannen voet staat met de richtlijnen die de lidstaten zelf hebben aangenomen. Het Hof maakt nogmaals duidelijk dat de keuze van de Europese wetgever slechts een heel beperkt aantal uitzonderingen toestaat. Privédistributienetten (ook niet onder de vlag van “energy as a service”) vallen daar niet onder.