Groenestroomcertificaten en de Raad van State
RWE Solutions dient tegen die beslissing een vernietigingsberoep in bij de Raad van State.
In zijn arrest van 9 november 2009 verklaart de Raad zich onbevoegd op basis van de volgende redenering.
Het elektriciteitsdecreet bepaalt dat de VREG voor het overtreden van een aantal bepalingen van het elektriciteitsdecreet een administratieve geldboete kan opleggen. Beroepen tegen de beslissing om zulke administratieve geldboete op te leggen kunnen enkel beslecht worden door de rechtbank van eerste aanleg (artikel 569, 33°, Ger.W). Die betwistingen zijn dus “door een uitdrukkelijke wetsbepaling aan de bevoegdheid van de Raad van State onttrokken”.
Een gelijkaardige bepaling is er niet voor betwistingen over beslissingen van de VREG waarbij zij een administratieve geldboete oplegt voor het niet of onvoldoende inleveren van groenestroomcertificaten door een elektriciteitsleverancier (artikel 37, § 2, elektriciteitsdecreet). Volgens de Raad van State is artikel 37, § 1, evenwel algemeen gesteld en is artikel 37, § 2, specifiek toegespitst op het bedrag van de administratieve boete. Uit de samenhang van die bepalingen volgt volgens de Raad “onmiskenbaar dat de rechtsgrond voor elke administratieve geldboete uitsluitend gelegen is in artikel 37, § 1”. Dit betekent dat ook de betwistingen tegen een beslissing gebaseerd op artikel 37, § 2, elektriciteitsdecreet enkel aan de rechtbank van eerste aanleg voorgelegd kunnen worden. De Raad van State is in die lezing niet bevoegd om te oordelen over beroepen tegen beslissingen waarbij de VREG een administratieve boete oplegt wegens het onvoldoende of niet-inleveren van groenestroomcertificaten.
De Vlaamse decreetgever heeft met het het decreet van 7 mei 2004 artikel 37, § 2, van het elektriciteitsdecreet geïnterpreteerd door te stellen dat “onverminderd” begrepen moet worden als “met uitsluiting van”. Hierdoor vindt het opleggen van een administratieve geldboete zijn autonome rechtsgrond in artikel 37, § 2, elektriciteitsdecreet. Het feit dat het Grondwettelijk Hof met zijn arrest 25/2005 van 2 februari 2005 (“'onverminderd'-arrest”) deze interpretatieve bepaling vernietigd heeft in zoverre zij terugwerkte tot de kalenderjaren vóór 2004, brengt de Raad van State ertoe dat in het geval van RWE artikel 37, § 2, wél moet samengelezen worden en geïnterpreteerd worden in het licht van artikel 37, § 1, elektriciteitsdecreet. Impliciet laat de Raad van State verstaan dat voor beslissingen waardoor boetes opgelegd worden na 2005 er wel een beroep mogelijk is bij de Raad van State.