De wet van 29 maart 2011 houdende diverse bepalingen (I) wijzigt het systeem inzake vangnetprijsregulering zoals ingevoegd in de Elektriciteits- en Gaswet door de wet van 8 januari 2011 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten door middel van leidingen. In het laatste artikel van deze laatste wet wordt vervolgens de prijsbevriezing geregeld van de indexeringen van variabele energiecontracten tussen 1 april 2011 en 31 december 2012. De prijsregulering van variabele energiecontracten wordt dus met andere worden in drie aparte wetten geregeld: de elektriciteits- en gaswet enerzijds, en de wet van 8 januari 2011 tot wijziging van die beide wetten anderzijds.
Wijzigingen vangnetprijsregulering
De vangnetprijsregulering (alleen van toepassing op variabele energiecontracten voor de huishoudelijke afnemer en KMO) heeft voortaan niet alleen betrekking op de controle op de juistheid van de indexering, maar behelst ook een controle van de gebruikte tariferingsparameters.
Een in de ministerraad overlegd Koninklijk Besluit (op voorstel van de CREG) zal een exhaustieve lijst vaststellen van toegelaten criteria met het oog op de uitwerking van elkeen van de leveranciers van de indexeringsparameters opdat deze beantwoorden aan transparante, objectieve en niet-discriminatoire criteria die de werkelijke bevoorradingskosten vertegenwoordigen.
De CREG zal elk trimester niet alleen nagaan of de indexeringsformule correct werd toegepast, maar ook of de indexeringsformule correct is conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria.
De vangnetprijsregulering zal in werking treden op 1 januari 2013. Dit betekent dat variabele energiecontracten voor huishoudelijke afnemers en KMO’s vanaf 1 januari 2013 slechts 4 keer per jaar mogen geïndexeerd worden, telkens op de eerste dag van het trimester.
Elke verhoging van de (variabele) energieprijs die niet het gevolg is van een indexering, of van een beslissing van een bevoegde overheid, regulator of netbeheerder, moet voorafgaandelijk voorgelegd worden aan de CREG. De CREG beoordeelt, na advies van de Nationale Bank van België, of deze verhoging gerechtvaardigd is aan de hand van objectieve parameters, onder andere op basis van een permanente vergelijking van de energiecomponent met het gemiddelde van de energiecomponent in Noord-West Europa. Indien ze niet gerechtvaardigd is worden onderhandelingen opgestart met de CREG en de Nationale Bank. In geval van mislukking kan de CREG de prijsverhoging verwerpen.
Dit onderdeel van de vangnetprijsregulering is in werking getreden op 1 april 2012.
De wet van 29 maart 2011 wijzigt ook de sancties.
Wat betreft de beoordeling van de correcte toepassing van de indexeringsformules en of de indexeringsformule conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria maakt de CREG een vaststelling (na advies van de Nationale Bank) die overgemaakt wordt aan de leverancier, die ze kan betwisten. De betwisting wordt voorgelegd aan een neutraal en door beiden aanvaard lid van het Belgisch Instituut voor Bedrijfsrevisoren die een bindende vaststelling doet. Als deze definitief geworden is, maant de CREG de leverancier aan de klanten te crediteren voor het teveel aangerekende deel van de energiecomponent. De CREG legt een administratieve geldboete op ter hoogte van het totaal bedrag dat aan de klanten gecrediteerd dient te worden.
Wat betreft de prijsverhoging buiten indexering kan de CREG de leverancier in gebreke stellen binnen een termijn van 2 maanden na mededeling van de beslissing [om een geplande stijging geheel of gedeeltelijk te verwerpen]. Na een termijn van 3 maanden kan de CREG een administratieve geldboete opleggen van maximaal 150.000 EUR.
Artikel 20ter Elektriciteitswet en 15/10ter Gaswet bepalen dat de voor de toepassing van de boete de CREG de betrokken leverancier haar bewaren meedeelt. De leverancier kan dan zijn opmerkingen meedelen binnen een termijn van 15 dagen. De CREG organiseert een hoorzitting, tijdens welke de leverancier zijn opmerkingen kan maken. De CREG neemt dan haar eindbeslissing binnen 5 dagen.
Volgens Ingrid Opdebeeck (Beginselen van behoorlijk bestuur) kan het beginsel van behoorlijk bestuur van hoorplicht een aanvullende rol spelen bij de invulling van die hoorplicht. De precieze draagwijdte van de hoorplicht moet immers in concreto beoordeeld worden. De modaliteiten daarvoor kunnen afgeleid worden uit de rechtspraak van de Raad van State en hebben o.a. betrekking op de uitnodiging, de voorafgaande mededeling van de feiten, maar ook de voorafgaande mededeling van de voorgenomen beslissing, inzage van het dossier ... Alleszins zullen tijdens de beschreven procedures in de Elektricteits- en Gaswet deze modaliteiten best gerespecteerd worden.
De vangnetprijsregulering wordt jaarlijks gemonitord door de CREG en de Nationale Bank. Tot 31 december 2012 kan het op elk ogenblik beëindigd worden bij belangrijk marktverstorende effecten. Ten laatste op 30 juni 2014 wordt een evaluatierapport opgesteld door de CREG en de Nationale Bank van België. Op grond hiervan kan de vangnetprijsregulering verlengd worden voor een nieuwe periode van 3 jaar.
Prijsbevriezing
Vanaf 1 april tot uiterlijk 31 december 2012 is de opwaartse indexering van de variabele energieprijs verboden voor zover die de initiële grens overschrijdt vastgesteld op basis van de indexeringsparameters op 1 april 2012.
Vanaf de inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit dat de exhaustieve lijst vaststelt van de toegelaten parameters kan elke leverancier, voor 31 december 2012, individueel vragen aan de CREG om haar indexeringsparameters te valideren aan de hand van het KB. Indien gevalideerd kan vanaf dat moment de variabele energieprijs opnieuw geïndexeerd worden, maximaal 4 keer per jaar, de eerste dag van het trimester.
Het mechanisme kan opgeheven worden bij in de ministerraad overleg Koninklijk Besluit ingeval van overmacht of ingeval van ongewenste perverse effecten. Volgens de parlementaire voorbereiding gaat het hier om verkoop met verlies of wanneer de internationale prijzen in omvangrijke mate gestegen zouden zijn.
De prijsbevriezing wordt ingevoerd in artikel 108 van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten door middel van leidingen. Ze wordt dus niet ingevoerd in de elektriciteits- en gaswet zelf, wat impliceert dat de sanctiebepalingen van deze wetten niet van toepassing zijn. De wet van 8 januari 2012 bepaalt ook geen specifieke strafbepalingen. Strictu sensu zijn er dus geen sancties bepaald bij het niet naleven van de prijsbevriezing. Dit werd aangehaald tijdens de parlementaire bespreking, maar zonder dat dit geleid heeft tot het aanpassen van de tekst.