De federale overheid aanvaardt privédistributienetten die de gewesten verbieden

Schering en inslag zijn de vragen naar de juridisch uitwerking van “energy as a service” in nieuwbouwprojecten. “Energy as a service” is daarbij niet bedoeld om een dienst aan te bieden (energie is een verbruiksgoed, je kan het niet teruggeven). Het lijkt vaak een dekmantel om een “business case” sluitend te maken. De aanbieder wil inkomsten halen op het verschil dat de verbruikers zouden betalen als ze een individuele aansluiting hadden en wat hij met de collectieve aansluiting betaalt. Omdat die collectieve aansluitingen elektriciteit op een hoger spanningsniveau afnemen, betalen ze minder nettarieven en kosten voor openbaredienstverplichtingen. Ze kunnen ook andere leveringscontracten sluiten tegen iets betere prijzen dan individuele afnemers.

Collectieve aansluitingen op het distributienet, waarbij de achterliggende netgebruiker geen eigen aansluiting heeft op dat net, mogen (op enkele uitzonderingen na) niet. Het heeft dus geen zin om advocaten te vragen om dat mogelijk te maken. Wat niet mag, kunnen we niet doen toelaten.

Dit verbod volgt uit de Europese regelgeving. We schreven hierover al vaak.

Ergerlijk is dan ook dat de kamer van volksvertegenwoordigers op 8 mei 2024 de “wet tot invoering van een sociaaltariefpremie en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt” goedkeurde.

De wet breidt de toekenning van het sociaal tarief uit tot de eindafnemers die achter een collectief punt warmte of elektriciteit afnemen.

Onder bepaalde voorwaarden heeft “een natuurlijk persoon, wiens gezin een wooneenheid binnen een residentieel geheel of binnen een gebied zonder individuele aansluiting betrekt als hoofdverblijfplaats, recht op een trimestriële sociaaltariefpremie elektriciteit” (art. 5). Een “wooneenheid” is “een huis, appartement, studio of andere constructie die beschikt over ten minste een toilet, een bad of douche en een kookgelegenheid en in de kadastrale documentatie geïdentificeerd is als gekadastreerd gebouwd onroerend goed of een onderdeel daarvan met een eigen kadastraal patrimoniumperceel of valt onder een maatregel inzake gebieden zonder individuele aansluiting”. Een residentieel geheel is een “onroerend goed bestaande uit wooneenheden, gemeenschappelijke delen, technische lokalen en eventueel andere percelen, ongeacht hun kadastrale aard”.

Het volstaat dus blijkbaar om een wooneenheid zonder individuele aansluiting op het distributienet te hebben in een ander gebouw met een collectieve aansluiting op dat distributienet. Het "gebouw" mag zelf meerdere percelen beslaan. Vier woonblokken op vier kadastrale percelen met een hoofd-VME voor de ondergrondse parking is dan ook een "residentieel geheel".

Zulke situaties mogen niet. Privédistributienetten willen de gewestelijke regelgevers niet (maar ze doen ook geen enkele moeite om zulke netten te sanctioneren).

Maar waarom zou de federale overheid een manifest onwettelijke situatie bestendigen door die te erkennen met het toekennen van het sociaal tarief? Louter om pre-electorale aankondigingspolitiek? Bouwpromotoren met een eNeRgY aS A sErViCe-verhaal wrijven zich al in de handen.



Lees u in

Geschreven inzichten

Schering en inslag zijn de vragen naar de juridisch uitwerking van “energy as a service” in nieuwbouwprojecten. “Energy as a service” is daarbij niet bedoeld om een dienst aan te bieden (energie is een verbruiksgoed, je kan het niet teruggeven). Het lijkt vaak een dekmantel om een “business case” sluitend te maken. De aanbieder wil inkomsten halen op het verschil dat de verbruikers zouden betalen als ze een individuele aansluiting hadden en wat hij met de collectieve aansluiting betaalt. Omdat die collectieve aansluitingen elektriciteit op een hoger spanningsniveau afnemen, betalen ze minder nettarieven en kosten voor openbaredienstverplichtingen. Ze kunnen ook andere leveringscontracten sluiten tegen iets betere prijzen dan individuele afnemers.