Het opleggen van administratieve geldboetes kan getoetst worden door de Raad van State
In zijn arrest van 4 december 2008 (RvS 4 december 2008, nr. 188.456, Emery Worldwide Airlines Inc.) oordeelde de Raad van State dat een administratieve geldboete die als straf bedoeld is op basis van artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, EVRM, en van de Grondwet uitsluitend door de hoven en rechtbanken van de rechterlijke macht kan worden opgelegd of beoordeeld.
Het Hof van Cassatie, verenigde kamers, verbreekt dit arrest met zijn arrest van 15 oktober 2009. Volgens het Hof vereisen het EVRM noch de grondwet dat een administratieve geldboete die een straf uitmaakt uitsluitend door een rechter van de rechterlijke orde wordt opgelegd en beoordeeld. Voor het Hof volstaat het dat de overtreder beschikt over een volwaardig jurisdictioneel beroep.
Wanneer de wetgever de toetsingsbevoegdheid niet heeft toegekend aan een rechter van de rechterlijke orde, kan de Raad van State in toepassing van zijn algemene bevoegdheid te beoordelen of een maatregel van de overheid al dan niet genomen is met machtsoverschrijding zich ook uitspreken over de eenzijdige administratieve beslissing waarmee de geldboete opgelegd wordt. De Raad kan "onder meer" nagaan of die beslissing een wettelijke grondslag heeft en of zij op haar evenredigheid kan worden getoetst door een rechter. De Raad kan, zo de overtreder die mogelijkheid niet heeft, die individuele maatregel op grond van machtsoverschrijding vernietigen.