Is een lijn tussen een productie-installatie en een afnamepunt die beide gelegen zijn op hetzelfde perceel een directe lijn op eigen site?
By
Tim Vermeir
In het Consultatiedocument van de VREG van 24 oktober 2019 met betrekking tot een nieuwe mededeling inzake gesloten distributienetten, privédistributienetten, directe lijnen en directe leidingen komen een aantal opmerkelijk voorstellen voor.
Ik licht er hier één voorstel uit.
Op pagina 29/52 schrijft de VREG:
Een directe lijn is een lijn van een productie-installatie naar een afnamepunt. Een directe lijn kan gelegen zijn “op eigen site” of “niet op eigen site”. Het onderscheid tussen beide ligt hem in de overschrijding door de directe lijn van de eigen site.
Een “eigen site” is “het kadastrale perceel of de aansluitende kadastrale percelen van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon als eigenaar, erfpachter, opstalhouder of concessiehouder;”
Het moet dus gaan over:
– Eén perceel; of
– Twee of meer percelen, met dezelfde eigenaar, erfpachter, opstalhouder of concessiehouder.
Oorspronkelijk was de erfpachter uitgesloten van de omschrijving. Dat zakelijk recht is ingevoegd door het decreet van 16 november 2018. Het is datzelfde decreet dat de aanleg en het beheer van directe lijnen “niet op eigen site” vergemakkelijkt, maar ook de verplichting tot het betalen van een heffing op directe lijnen invoert.
In zijn advies had de Raad van State bij het ontwerpdecreet ervan opgemerkt dat in de opsomming van de zakelijke rechten bij de omschrijving van “eigen site” het “vruchtgebruik” ontbrak. Vruchtgebruik is “het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, tijdelijk het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar met de verplichting om de zaak zelf in stand te houden”. Vruchtgebruik ontstaat onder andere na het overlijden van een echtgeno(o)t(e) ten voordele van de langstlevende echtgenoot of door een overeenkomst (de vennootschap van de eigenaar van een onroerend goed). De vruchtgebruiker is geen eigenaar van het perceel (en de opstallen daarop), maar heeft wel een (persoonlijk) zakelijk recht.
Als de langstlevende echtgenoot beslist om een PV-installatie (met een accessoir opstalrecht) te plaatsen op de woning van de gezinswoning, waarop hij een vruchtgebruik heeft, maar waarvan hij niet noodzakelijke mede-eigenaar is, dan zou de verbinding tussen de PV-installatie, die van de echtgenoot is, en de woning, die bv. van de kinderen is, geen directe lijn "op eigen site" zijn.
De Vlaamse regering antwoordde op de opmerking van de Raad van State als volgt:
Uit het antwoord van de Vlaamse regering blijkt dus duidelijk dat zij meent dat de eigendom van de installatie of de directe lijn geen relevant criterium is. Relevant is of de grens van de eigen site overschreden wordt. Als de eigen site bestaat uit één perceel, dan is er binnen dat perceel uiteraard geen overschrijding van de eigen site. Als de eigen site bestaat uit meerdere percelen, die aansluitend zijn, is er weliswaar een overschrijding van de perceelsgrenzen, maar niet noodzakelijk van de eigen site.
De stelling van de VREG dat "er enkel sprake is van een directe lijn die de eigen grenzen van de eigen site niet overschrijdt (i.e. “ligging op eigen site”) als het de beheerder van de directe lijn is die een beroep kan doen op dat statuut van ligging op eigen site" klopt dus niet.
Ik licht er hier één voorstel uit.
Op pagina 29/52 schrijft de VREG:
Uit deze bewoordingen blijkt dat er enkel sprake is van een directe lijn die de eigen grenzen van de eigen site niet overschrijdt (i.e. “ligging op eigen site”) als het de beheerder van de directe lijn is die een beroep kan doen op dat statuut van ligging op eigen site. Het is de beheerder van de directe lijn die de vernoemde zakelijke rechten, vermeld in de definitie van het begrip “eigen site”, op de betrokken kadastrale percelen in handen moet hebben.
De ligging van een directe lijn of leiding al dan niet op eigen site hangt dus af van de vraag wie deze lijn of leiding beheert. De beoordeling van de situering van de directe lijn of leiding, al dan niet op eigen site, is dus persoonsgebonden.
(…)
VOORBEELD 3
Een kadastraal perceel is eigendom van A. Opstalrecht in hoofde van B voor plaatsing productie-installatie op dat perceel. Dit voorbeeld ligt in de lijn van voorbeeld 2.
Als A, eigenaar van het kadastrale perceel, een aanvraag indient voor de aanleg of beheer van een directe lijn tussen de productie-installatie en zijn afname-installatie, moet geoordeeld worden dat dit, uit hoofde van A, om een directe lijn die gesitueerd is op “eigen site” handelt.
Als echter B de aanvraag zou indienen, dan moet geoordeeld worden dat dit, uit hoofde van B, om een directe lijn handelt die de grenzen van de “eigen site” overschrijdt.
Een directe lijn is een lijn van een productie-installatie naar een afnamepunt. Een directe lijn kan gelegen zijn “op eigen site” of “niet op eigen site”. Het onderscheid tussen beide ligt hem in de overschrijding door de directe lijn van de eigen site.
Een “eigen site” is “het kadastrale perceel of de aansluitende kadastrale percelen van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon als eigenaar, erfpachter, opstalhouder of concessiehouder;”
Het moet dus gaan over:
– Eén perceel; of
– Twee of meer percelen, met dezelfde eigenaar, erfpachter, opstalhouder of concessiehouder.
Oorspronkelijk was de erfpachter uitgesloten van de omschrijving. Dat zakelijk recht is ingevoegd door het decreet van 16 november 2018. Het is datzelfde decreet dat de aanleg en het beheer van directe lijnen “niet op eigen site” vergemakkelijkt, maar ook de verplichting tot het betalen van een heffing op directe lijnen invoert.
In zijn advies had de Raad van State bij het ontwerpdecreet ervan opgemerkt dat in de opsomming van de zakelijke rechten bij de omschrijving van “eigen site” het “vruchtgebruik” ontbrak. Vruchtgebruik is “het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, tijdelijk het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar met de verplichting om de zaak zelf in stand te houden”. Vruchtgebruik ontstaat onder andere na het overlijden van een echtgeno(o)t(e) ten voordele van de langstlevende echtgenoot of door een overeenkomst (de vennootschap van de eigenaar van een onroerend goed). De vruchtgebruiker is geen eigenaar van het perceel (en de opstallen daarop), maar heeft wel een (persoonlijk) zakelijk recht.
Als de langstlevende echtgenoot beslist om een PV-installatie (met een accessoir opstalrecht) te plaatsen op de woning van de gezinswoning, waarop hij een vruchtgebruik heeft, maar waarvan hij niet noodzakelijke mede-eigenaar is, dan zou de verbinding tussen de PV-installatie, die van de echtgenoot is, en de woning, die bv. van de kinderen is, geen directe lijn "op eigen site" zijn.
De Vlaamse regering antwoordde op de opmerking van de Raad van State als volgt:
“Het voorbeeld van de Raad [van State] aangaande een langstlevende echtgenoot die op het dak van de gezinswoning die zij erft een fotovoltaïsche installatie wil plaatsen klopt overigens niet. Vooreerst is een installatie op het dak van de gezinswoning geen directe lijn in de zin van artikel 4.5.1, § 2, noch wordt hier bij de grenzen van de eigen site overschreden. Er zal immers maar een overschrijding zijn wanneer het gaat om meerdere percelen zodat zelfs een situatie waarbij de panelen zijn opgesteld op de achterliggende garage en verbonden zijn met de gezinswoning nog steeds onder toepassing van artikel 4.5.1, § 1, van het Energiedecreet valt als dit één perceel is.”Volgens de Vlaamse regering is het dus irrelevant wie de installatie bouwt en ervan eigenaar is. Een installatie op een gebouw met een verbinding naar dat gebouw (hier een “gezinswoning”, maar dus bijvoorbeeld ook naar een bedrijfsgebouw waarvan de naakte eigenaar tegelijk de hoofdaandeelhouder is van de vennootschap die een vruchtgebruik op het gebouw heeft) is een directe lijn “op eigen site”.
Uit het antwoord van de Vlaamse regering blijkt dus duidelijk dat zij meent dat de eigendom van de installatie of de directe lijn geen relevant criterium is. Relevant is of de grens van de eigen site overschreden wordt. Als de eigen site bestaat uit één perceel, dan is er binnen dat perceel uiteraard geen overschrijding van de eigen site. Als de eigen site bestaat uit meerdere percelen, die aansluitend zijn, is er weliswaar een overschrijding van de perceelsgrenzen, maar niet noodzakelijk van de eigen site.
De stelling van de VREG dat "er enkel sprake is van een directe lijn die de eigen grenzen van de eigen site niet overschrijdt (i.e. “ligging op eigen site”) als het de beheerder van de directe lijn is die een beroep kan doen op dat statuut van ligging op eigen site" klopt dus niet.