Aardgasdoorvoer - nieuwe wijziging aan de Gaswet
Vorig jaar had de kamer de wet van 10 maart 2009 aangenomen. Die wet was bedoeld om de tariefmethodologie die van toepassing zou zijn op doorvoer van aardgas te specificeren. Daarnaast legde de wet ook vast hoe men de uitzondering voor historische doorvoercontracten moest begrijpen.
De Europese Commissie zag die wettelijke specificatie van tarieven voor doorvoer niet helemaal zitten. Volgens de Europese Commissie kon de Belgische wetgever geen aparte regels voor doorvoer meer aannemen. Bij de inwerkingtreding van de Tweede Gasrichtlijn (richtlijn 2003/55/EG) was het onderscheid tussen aardgasvervoer binnen de grenzen van één lidstaat en grensoverschrijdend aardgasvervoer tussen verschillende lidstaten immers verdwenen. Een onderscheid van tariefmethodologieën en tarieven voor de twee activiteiten kon dus ook niet meer. Eerder had ook het Hof van Beroep van Brussel in zijn arrest van 10 november 2008 in kort geding een gelijkaardig standpunt ingenomen. In de procedure ten gronde stelde het Hof met zijn arrest van 29 juni 2009 hierover een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie.
In de tekst die de Kamercommissie bedrijfsleven goedkeurde, wordt het verschil tussen intern vervoer en doorvoer van aardgas (opnieuw) uit de Belgische wetgeving gehaald. Artikel 15/5quinquies, van de Gaswet, ingevoegd bij de wet van 1 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 10 maart 2009, wordt opgeheven. Deze opheffing zal in werking treden de tiende dag na publicatie van de (nog door de plenaire vergadering van de Kamer te stemmen) wet in het Belgisch Staatsblad.
Daarnaast had de Europese Commissie ook een bezwaar tegen de interpretatie die de wet van 10 maart 2009 gaf aan de bescherming van de historische doorvoercontracten. Die bescherming van historische contracten is voorzien in artikel 32.1 van de Tweede Gasrichtlijn en artikel 15/19 van de Gaswet. Contracten die gesloten zijn voor 1 juli 2004 (datum van inwerkingtreding van de Tweede Gasrichtlijn) tussen aardgasondernemingen, verantwoordelijk zijn voor hogedrukgaspijpleidingnetten of voor de in- en uitvoer van aardgas, met het oog op het grensoverschrijdende vervoer van aardgas zijn zulke historische contracten. Een lijst met ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor de netten was opgenomen in de bijlage bij de doorvoerrichtlijn 91/296/EG. In België zou er onduidelijkheid bestaan hebben over de 'Belgische' invulling van de vereiste dat die onderneming verantwoordelijk moet zijn voor een hogedrukgaspijpleidingnet of voor de in- en uitvoer van aardgas. Veiligheidshalve expliciteerde de wetgever dat hieronder moesten begrepen worden: Fluxys, Distrigas of één van hun dochterondernemingen zoals Fluxys & Co, Distrigas & Co of Segeo.
Het wetsvoorstel heft de gelaakte interpretatie op. Omdat volgens de Kamercommissie bedrijfsleven de Derde Gasrichtlijn (richtlijn 2009/73/EG) de bescherming opheft die de Tweede Gasrichtlijn biedt aan historische contracten, brengt het wetsvoorstel de Belgische wetgeving ook hiermee in overeenstemming: “Artikel 15/19, eerste lid, van dezelfde wet zal geen uitwerking meer hebben vanaf de volledige omzetting van richtlijn 2009/73/EG en ten laatste op 3 maart 2011.” Dit betekent dat uiterlijk op 3 maart 2011 er volgens de kamercommissie bedrijfsleven in België geen onderscheid meer zou kunnen gemaakt worden tussen intern aardgasvervoer en vervoer van aardgas van grens tot grens.
Met een amendement wou de oppositie de historische bescherming van doorvoercontracten al met ingang van 1 juli 2006 retroactief laten opheffen. Hierdoor zou men lopende procedures ernstig verstoort verstoren. Ook standpunt dat de CREG had ingenomen in mei en juni 2008 zou hiermee grondig onderuit gehaald worden. Het lijkt ook nogal vreemd dat de oppositie in een wetsvoorstel dat erop gericht was om een eigen Belgische interpretatie van Europese regels uit het rechtsverkeer te halen zich met een andere interpretatie opnieuw in de plaats van het Hof van Justitie wil stellen.