Injectietarieven voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen
In Vlaanderen leidt die bepaling tot heel wat ongerustheid. Wat ‘aanzienlijke bijkomende kosten’ zijn en hoe die objectief vastgesteld kunnen worden is immers onduidelijk.
De nieuwe Vlaamse coalitie stelt in haar regeerakkoord: “Tevens zorgen we voor coherente aansluitings- en exploitatievoorwaarden ter ondersteuning van kwalitatieve WKK-installaties en installaties op basis van hernieuwbare energiebronnen. De ondersteuningsmaatregel bevat de nodige prikkels om de kosten voor de uitbouw en exploitatie van het net te beperken, zodat de distributienetbeheerders niet langer via een injectietarief de extra aansluitingskosten moeten verhalen, en om de omvang van de decentrale productie-installaties zo goed mogelijk af te stemmen op het verbruik ter plaatse.”
Op het overlegcomité federale overheid-gewesten verzocht het Vlaamse gewest aan de federale regering om aan de CREG een advies te vragen “betreffende de haalbaarheid van een afschaffing van of een vrijstelling voor de injectietarieven voor de installaties van hernieuwbare energieproductie en warmtekrachtkoppeling (…) en betreffende de eventuele impact op de kosten voor de verschillende types van consumenten, om tegemoet te komen aan de beleidsdoelstellingen rond de ontwikkeling van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling, met naleving van de Europese verplichtingen ter zake” en om “desgevallend, een voorstel tot wijziging van de wetsbepaling tegen het einde van het jaar, met als doel bovenvermelde tarieven te schrappen of vrij te stellen”.
De CREG zou intussen aan minister Magnette bevestigd hebben om dit advies en voorstel tegen het einde van de maand maart 2010 uit te kunnen brengen.
Tijdens de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement van 17 maart keurde die het voorstel van resolutie betreffende de injectietarieven aangerekend voor hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppelingen goed.
De resolutie van het Vlaams Parlement vraagt de Vlaamse regering om, mocht het advies van de CREG op 31 maart 2010 toch niet beschikbaar blijken, de zaak direct op de agenda van het Overlegcomité te plaatsen en er aan te dringen op een snel advies. Mocht dit geen soelaas brengen, verzoekt het Parlement met deze resolutie de Vlaamse Regering om na te gaan of er geen Vlaamse reglementering mogelijk is die een toepassing van de injectietarieven uitsluit, bv. als openbaredienstverplichting.
Het Vlaams Parlement vreest dat wanneer de DNB's geen gebruik maken van die regeling om tarieven op te leggen voor de injectie van elektriciteit uit installaties > 5 MW, de CREG die DNB's zou kunnen sanctioneren door de gemaakte kosten in mindering brengen van hun billijke vergoeding. Dat zou, volgens Bart Martens, die overigens zelf lid is van de raad van bestuur van een werkmaatschappij waarvan de leden die injectietarieven aanrekenen, "dan weer ten koste gaan van de dividenden aan de aandeelhouders, waarin ook de gemeentebesturen vertegenwoordigd zijn". Dat kan volgens hem niet de bedoeling zijn "omdat de consument dan onrechtstreeks moet betalen". Martens bedoelt waarschijnlijk dat het politiek minder haalbaar is om de minderinkomsten uit de dividenden te recupereren via gemeentebelastingen dan om de kosten voor hernieuwbare energie door te rekenen via de distributienettarieven. In beide gevallen betaalt de consument, maar in het eerste geval is er minder rechtstreekse politieke verantwoording verschuldigd.
Overigens lijkt die ganse discussie overbodig mocht men rekening houden met de mogelijkheden die de Europese richtlijn 2009/28/EG inzake hernieuwbare energiebronnen biedt: artikel 16.4 staat de lidstaten toe om regelingen te treffen waardoor de beheerders van transmissie- en distributiesystemen de kosten voor de aansluiting van installaties voor hernieuwbare energiebronnen volledig of gedeeltelijk moeten dragen.