Omzetting Richtlijn hernieuwbare energie
De Richtlijn legt de verplichting op aan de lidstaten om nationale actieplannen op te stellen. Zoals we eerder al schreven liep het Belgische plan vertraging op omdat de federale overheid en de gewesten een discussie hadden of de doelstelling intern zou gerealiseerd worden of mits de inzet van flexibiliteitsmechanismen. Het Belgische actieplan werd ondertussen aangemeld en is ook terug te vinden op de website van de Europese Commissie.
De bewuste passage die zorgde voor de vertraging leest in het Belgische actieplan uiteindelijk als volgt:
In december 2009 publiceerde België zijn forecast document dat aangaf dat het land intern het grootste gedeelte van de doelstelling van 13% wilde realiseren. Dit blijft de vaste intentie. In het document werd de mogelijkheid niet uitgesloten om voor maximum 0,5% beroep te doen op de samenwerkingsmechanismen.Naast het aanmelden van het nationale actieplan moet de Richtlijn zelf ook omgezet worden in interne regelgeving. De uiterste omzettingsdatum was 5 december 2010 en is ondertussen verstreken. De Vlaamse Regering heeft op 21 december 2010 een ontwerpdecreet voorgelegd aan de SERV voor advies. Het ontwerpdecreet heeft enkel betrekking op garanties van origine en de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa. De SERV wijst in haar advies op de noodzaak van afstemming tussen de federale en de Vlaamse overheid.
België heeft nog geen specifieke procedure ontwikkeld met het oog op de organisatie van statistische overdrachten of gemeenschappelijke projecten.
Gelet op de onzekerheid wat betreft de effectieve toepassing van de flexibele mechanismen zal België alles in het werk stellen opdat de doelstellingen van 13% intern verwezenlijkt zouden worden. Indien de omstandigheden van die aard zijn dat bij tussentijdse rapportage blijkt dat de doelstellingen niet binnenlands gehaald zullen worden, kan alsnog beslist worden beroep te doen op de samenwerkingsmechanismen. België zal de ontwikkelingen inzake samenwerkingsprojecten echter van nabij opvolgen.
België zal actief meewerken in de Europese werkgroepen terzake, enerzijds om bij te dragen tot het bepalen van een gemeenschappelijke aanpak en anderzijds om de nodige procedurele, legistieke en organisatorische voorbereidingen treffen indien op basis van bij voorbeeld een maatschappelijke kosten/batenanalyse beslist zou worden om van dergelijke mechanismen gebruik te maken.
Ook op federaal niveau moet de omzetting nog gebeuren. De Elektriciteitswet en het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen kennen vandaag enkel certificaten van oorsprongsgarantie en groenestroomcertificaten, maar geen garanties van origine. Een garantie van origine is een bewijsstuk dat aantoont dat een bepaalde hoeveelheid energie geproduceerd is met hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Op Vlaams niveau vormt de garantie van origine (tot nu toe) 1 geheel met het groenestroom- of warmtekrachtcertificaat. De vraag is of dit systeem behouden blijft, of de Vlaamse regering beide documenten wil ontkoppelen en onderbrengen in verschillende databanken. Daarnaast is de vraag welk systeem de federale overheid zal invoeren, en of dit verschillend zal zijn.
Daarnaast moet de federale overheid ook de Richtlijn omzetten wat betreft de duurzaamheidscriteria en de bevoegdheden die zij vandaag heeft op vlak van biobrandstoffen.