In zijn arrest van 8 januari 2009 (Rvs 8 januari 2009, nr. 189.323, NV SPE) moest de Raad de vraag beantwoorden wat de juridische waarde was van die Omzendbrieven. De verwerende partij, bevoegde overheid om een milieuvergunning voor een windturbine af te leveren, stelde dat, omdat men bij de aflevering van een milieuvergunning ook moet rekening houden met ruimtelijke aspecten, de in het specifieke project vermelde afstandsregels niet gerespecteerd waren en weigerde daarom de vergunning. De overheid argumenteerde dat de Omzendbrieven een verordenend karakter hebben.
De Raad van State verwierp deze argumentatie:
"dat omzendbrieven in principe geen verordenend karakter hebben en bijgevolg ook geen nieuwe en dwingende rechtsregels kunnen creëren; dat de betrokken omzendbrief slechts richtlijnen bevat die de Vlaamse overheid zich voorneemt te zullen volgen bij het onderzoek van aanvragen voor de bouw en de exploitatie van windturbines; dat deze richtlijnen evenwel niet kunnen afwijken van de geldende reglementering inzake stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen; dat dit ook kan worden afgeleid uit de omzendbrief waar onder punt 6 "Beoordeling van aanvragen voor inplanting van windturbines - rol van de windwerkgroep" vermeld staat dat de "aanvragen (...) volgens de geldende procedures inzake bouw- en milieuvergunning (verlopen)"; dat aangezien de verwerende partij er ten onrechte van uitgaat dat deze afstandsregel een dwingende rechtsregel is waarbij zij over geen enkele appreciatiebevoegdheid beschikt, (...)"