Bezwaar bij de CREG tegen tarifaire beslissingen

Eind november 2011 publiceerde de CREG haar besluiten tot vaststelling van voorlopige methoden voor het berekenen en vastleggen van de tarifaire voorwaarden inzake de aansluiting op en toegang tot het transmissienet, enerzijds, en het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties en de LNG-installatie, anderzijds.

De CREG nam deze besluiten omdat de federale wetgever het Derde Energiepakket nog steeds niet omgezet heeft (al zou dat niet lang meer op zich laten wachten). In dit Derde Energiepakket vindt de CREG ook voldoende rechtsgrond om zelf zulk besluit te kunnen nemen, zonder federaal wettelijk kader.

In de besluiten werkt de CREG ook een eigen bezwaarregeling uit. Benadeelde partijen “die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen de door de commissie goedgekeurde tarieven” kunnen bezwaar indienen bij de CREG. Zulk bezwaar heeft geen schorsende werking. Het moet “op straffe van verval” per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs of door indiening op de zetel van de CREG ingesteld zijn binnen maximaal twee maanden na de publicatie op de website van de CREG van de beslissing. Binnen de twee maanden na ontvangst van het bezwaar, neemt de CREG hierover een beslissing.

Deze regeling is een letterlijke overname van de bepalingen uit de Derde Elektriciteits- en Gasrichtlijnen. Dit was ook het antwoord dat de CREG gaf op de opmerkingen van Elia en Gabe. De CREG stipte aan dat “het diezelfde Richtlijn [is] die de regulator (in casu de CREG) aanduidt als geschillen-beslechtingsinstantie.”

De bezwaarprocedure die de CREG uitwerkte lijkt een georganiseerd willig beroep te zijn. De procedure is 'willig'. De benadeelde partij moet immers de bezwaarprocedure niet volgen; hij mag en kan ze instellen. Het bezwaar wordt ook gericht tot hetzelfde orgaan, het directiecomité van de CREG, dat de initiële beslissing genomen heeft. Volgens Mast e.a. kan “de mogelijkheid om het bestuursorgaan dat een beslissing heeft genomen om een herziening van de initiële beslissing te verzoeken, met een algemeen rechtsbeginsel worden gelijkgesteld”. Zoals andere algemene rechtsbeginselen, geldt ook dit beginsel “zonder dat enige normatieve tekst daarin voorziet”. Hier voorziet een normatieve tekst wel in de bezwaarprocedure en zet die tekst ook de voorwaarden uiteen. In die zin is de procedure ook 'georganiseerd'.

De bezwaarprocedure is niet schorsend en niet verplicht. De beroepsprocedure die de Elektriciteits- en Gaswetten voorschrijven tegen beslissingen van de CREG zijn evenmin schorsend, maar wel verplicht. Elke belanghebbende kan een procedure zoals in kort geding inleiden bij het Hof van Beroep van Brussel binnen de dertig dagen nadat de beslissing hem betekend is, gepubliceerd is of hem ter kennis is gebracht.

Het starten van de bezwaarprocedure, waarvoor men twee maanden de tijd heeft, wijzigt niets aan de wettelijk voorgeschreven beroepsprocedure. Een voorzichtige belanghebbende zal dus eerst een beroep moeten instellen. Of het zinvol is om tegelijkertijd of nadien nog een bezwaarprocedure te starten is twijfelachtig. Het zou trouwens van weinig kiesheid getuigen om als exceptie van onontvankelijkheid op te werpen dat de verzoekende partij voor het hof van beroep niet eerst de bezwaarprocedure heeft ingesteld. Die bezwaarprocedure lijkt dan ook weinig zin te hebben. Mast e.a. werpen fijntjes op dat “het willig beroepsorgaan immers niet vlug geneigd zal zijn om op een eerder genomen beslissing terug te komen, tenzij belangrijke nieuwe gegevens worden aangedragen of manifeste fouten worden aangetoond”. Regelgeving behoort enige (economische en procedurele) zin te hebben.

Overigens blijkt uit de Richtlijnen dat niet de CREG aangeduid wordt als 'geschillen-beslechtingsinstantie', maar wel “een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen” (artikel 37.17 Elektriciteitsrichtlijn en artikel 41.17 Gasrichtlijn).


Lees u in

Geschreven inzichten