De commissie leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement keurde gisteren (eindelijk) de ontwerpordonnantie ter omzetting van de EMD en RED II Richlijnen goed. Opvallend is de nieuwe versie van artikel 21bis Elektriciteitsordonnantie. Voortaan zullen producenten die elektriciteit “achter de meter” leveren aan de eigenaars of gebruikers van het goed waarop de hernieuwbare energie-installatie staat geen leveringsvergunning meer moeten hebben. Of, anders gesteld, voortaan kunnen partijen afspreken dat ze de afname van de hernieuwbare elektriciteit zullen afrekenen op basis van de reële productie (kWh). Ze moeten niet langer omwegen uitvinden om aan de leveringsvergunningsplicht te ontsnappen.
Met het idee waarmee vele projectontwikkelaars de laatste jaren spelen, pakken Telenet en Willemen gisteren uit als grote primeur. De communicatiegroep en de bouwonderneming zullen huurwoningen aanbieden met een vast dienstenpakket, waar bovenop de huurder nog bijkomende pakketten kan bestellen. In de “woontotaaloplossing” zitten “inbegrepen basis- en nutsvoorzieningen zoals gas, elektriciteit, water en internet”. Spijtig genoeg kan dat, voor elektriciteit en aardgas, in Vlaanderen vooralsnog niet.
Sinds de wijziging van het Energiebesluit vanaf 7 november 2020 zijn er gedetailleerde verplichtingen voor VME’s die warmte in hun gebouw verdelen vanuit een centrale stookplaats. Een belangrijk deel daarvan zijn facturatieverplichtingen. Het Energiebesluit schrijft voor dat de VME alle kosten voor warmteverdeling op een bepaalde manier moet verdelen. Wanneer in het gebouw appartementen verhuurd worden, denk ik dat de methodiek voor de verdeling van die warmtekosten onvoldoende rekening houdt met de dwingende bepalingen van de Vlaamse woninghuurwetgeving. Een deel van de warmtekosten moet de verhuurder zelf dragen. De VME kan die dan ook niet aanrekenen aan de huurder. Een overleg tussen de bevoegde diensten dringt zich op.
In de memorie van toelichting bij het nieuwe wetboek goederenrecht doen de auteurs, op basis van één arrest, uitschijnen dat een PV-installatie een "inherent bestanddeel" van een gebouw is. Ze lijken daarmee aan te geven dat ze zonnepanelen als onroerend door incorporatie beschouwen. De vermelding van PV-installaties als voorbeeld is misplaatst. In ons land kunnen zonnepanelen vooralsnog geen "inherent bestanddeel" zijn, volgens de criteria die de auteurs zelf naar voor schuiven. Vermits het "substantiecriterium" even doorslaggevend lijkt te zijn als het "duurzaamheidscriterium" zijn zonnepanelen dus nog steeds roerende goederen en slechts in hele specifieke omstandigheden mogelijk onroerend.
Tien jaar geleden schreef ik voor het Jaarboek Energierecht een bijdrage over "het vertrouwen van de buurman in zijn zonnepanelen". In de volgende jaren hebben zowel de Raad van State als het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat er juridisch niet zoiets bestaat als een recht op blijvende toekenning van steun. In een recent arrest maakt ook het Hof van Justitie duidelijk dat de rechtszekerheid- en vertrouwensbeginselen niet geschonden zijn door een wijziging aan de steunregelgeving. In het debat over de terugdraaiende teller zou het goed zijn om die juridische analyse ook mee te nemen, zowel bij politieke beslissingen als in advisering van misnoegde burgers.
De Vlaamse regering keurde een ontwerpdecreet goed waardoor buren in hetzelfde gebouw kunnen energiedelen. Dat is toe te juichen. Maar het goede voornemen dreigt een maat voor niets te worden als er geen dringende verschuiving komt van de lasten op elektriciteit naar andere energiedragers.
In de Commissie Energie van de Kamer verklaarde minister van energie Van der Straeten gisteren dat door een vonnis van een Duitse rechtbank, waardoor de geschorste uitvoer van nucleaire brandstofstaven uit Duitsland niet kon doorgaan, “la situation est donc sérieuse ». Los van de stelling van Electrabel dat het zeer moeilijk nog vervangmateriaal zou kunnen vinden, is het vonnis om andere redenen ook bijzonder boeiend. Een korte samenvatting:
Elektriciteitsfacturen verjaren na verloop van vijf jaar. Die termijn vangt aan op het moment van de levering, behoudens andersluidende contractuele afspraken. Dit bevestigde het Hof van Cassatie opnieuw in een arrest van 4 september 2020. Het loutere feit van een factuur te sturen, zonder contractuele afspraken over de betaalbaarheid van de schuld, volstaan niet.
De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel oordeelde op 3 september dat het FANC niet opnieuw moet onderzoeken of de kerncentrale van Tihange 2 heropgestart had kunnen worden. We hadden het anders gehoopt. Maar we zijn wel tevreden dat de rechtbank meent dat hij rechtsmacht heeft en dat de vorderingen ontvankelijk zijn. Daarenboven heeft de procedure ertoe geleid dat een verlenging van de levensduur van de centrale na 2023 onmogelijk is.
Op 22 juni 2020 werd de wet van 12 juni 2020 in het Staatsblad gepubliceerd die de definities van “kmo” in de Elektriciteitswet en de Gaswet aanpast. Het verbruiksplafond om te worden beschouwd als kmo in de zin van de Elektriciteitswet, werd verhoogd van 50 naar 100 MWh. Het verbruiksplafond in de Gaswet blijft op 100 MWh. Belangrijk is dat ook de band tussen de beide energiebronnen werd doorgeknipt. Voor elektriciteitscontracten wordt nu enkel gekeken naar het elektriciteitsverbruik van een professionele afnemer en niet meer naar zijn gasverbruik, en omgekeerd. De onduidelijke formulering van de oude definities waardoor er soms discussie was of een afnemer al dan niet van de bescherming voor kmo’s kon genieten, werd aangepast.
U kan zoeken op titel, inhoud, auteur, onderwerp,... Niet gevonden wat u zocht? Filter hiernaast op jaartal.
Sommige van deze cookies zijn essentieel, terwijl andere ons helpen om uw ervaring te verbeteren door inzicht te geven in hoe de site wordt gebruikt.