Emissiehandelregister en retributies
Door
Tim Vermeir
In het kader van de Europese emissiehandelrichtlijn en de naleving van de verbintenissen van het Kyoto-protocol heeft de federale overheid ingestemd met het aankopen van 2,46 miljoen emissierechten per jaar door middel van projecten van gezamenlijke uitvoering en projecten voor schone ontwikkeling en door deel te nemen aan de multilaterale koolstoffondsen. De aankoopprijs van deze emissierechten zal worden gedekt door de bedragen die afkomstig zijn van het Kyotofonds dat de CREG beheert.
Blijkbaar gaan met de aankoop van deze emissierechten ook bijkomende kosten (administratieve kosten, de kosten voor technische en juridische ondersteuning, en de kosten voor de ondersteuning van de expertiseprocessen) gepaard. Bijgevolg heeft de wetgever in de Programmawet van 27 december 2006 erin voorzien een jaarlijkse geïndexeerde afname van 0,1 euro per gratis toegekend emissierecht. Het koninklijk besluit van 26 april 2007 betreffende de jaarlijkse retributie op de emissierechten die gratis worden toegekend aan de houders van een exploitanttegoedrekening in het nationaal register voor broeikasgassen voert deze verplichting uit.
Volgens het verslag aan de Koning is deze afname geen belasting maar wel een retributie.
Het is zeer de vraag of deze uitspraak klopt. Een retributie is immers een vergoeding die een gebruiker van een overheidsdienst, waarop hij vrijwillig beroep doet, moet betalen en waarvan de hoogte in verhouding staat met de door de overheid verstrekte dienst. Een retributie is de rechtstreekse onmiddellijke tegenprestatie voor de dienst die de heffingsplichtige geniet (zie J. Velaers, De grondwet en de Raad van State, Antwerpen, Maklu, 1999, 610, rn. 10). De heffing dient evenredig te zijn aan de verleende dienst, zoniet verliest ze haar vergoedend karakter en wordt ze van fiscale aard.
Volgens minister Tobback echter halen
Blijkbaar gaan met de aankoop van deze emissierechten ook bijkomende kosten (administratieve kosten, de kosten voor technische en juridische ondersteuning, en de kosten voor de ondersteuning van de expertiseprocessen) gepaard. Bijgevolg heeft de wetgever in de Programmawet van 27 december 2006 erin voorzien een jaarlijkse geïndexeerde afname van 0,1 euro per gratis toegekend emissierecht. Het koninklijk besluit van 26 april 2007 betreffende de jaarlijkse retributie op de emissierechten die gratis worden toegekend aan de houders van een exploitanttegoedrekening in het nationaal register voor broeikasgassen voert deze verplichting uit.
Volgens het verslag aan de Koning is deze afname geen belasting maar wel een retributie.
Het is zeer de vraag of deze uitspraak klopt. Een retributie is immers een vergoeding die een gebruiker van een overheidsdienst, waarop hij vrijwillig beroep doet, moet betalen en waarvan de hoogte in verhouding staat met de door de overheid verstrekte dienst. Een retributie is de rechtstreekse onmiddellijke tegenprestatie voor de dienst die de heffingsplichtige geniet (zie J. Velaers, De grondwet en de Raad van State, Antwerpen, Maklu, 1999, 610, rn. 10). De heffing dient evenredig te zijn aan de verleende dienst, zoniet verliest ze haar vergoedend karakter en wordt ze van fiscale aard.
Volgens minister Tobback echter halen
“deze exploitanten namelijk een direct voordeel uit de federale verwervingsinspanning, in die mate dat het totale volume van de quotas, die hen werden toegestaan krachtens het nationaal toewijzingsplan 2008-2012, op zich hoger zal zijn dan het grensvolume dat aan België is toegekend krachtens het Kyotoprotocol en krachtens de Europese beslissing nr.2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 (reductie-inspanning van -7,5 % ten aanzien van de emissie-referentieniveaus)”.