Etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke apparaten

Een van de manier om de doelstelling van 20% meer energie-efficiëntie te bereiken tegen 2020 is het verbeteren van een correcte informatie over het energieverbruik van huishoudelijke apparaten. Aan de hand van die correct uitgewerkte informatie kan de eindconsument een onderbouwde beslissing nemen voor energie-efficiënte apparaten. In dit opzicht hervormt Richtlijn 2010/30/EG betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen (zoals water, chemische stoffen, …) op de etikettering en in de standaard-productinformatie van energiegerelateerde producten Richtlijn 92/95/EEG fundamenteel. De nieuwe richtlijn is van toepassing op alle energiegerelateerde producten die tijdens hun gebruik een significant direct of indirect effect hebben op het energieverbruik en vormt een tandem met de Ecodesign-richtlijn.

Met “de verstrekking van nauwkeurige, zinnige en vergelijkbare informatie over het specifieke energieverbruik van energiegerelateerde producten” zou de consument ertoe aangezet moeten worden om te kiezen voor minder energieverbruikende producten. Hierdoor zouden ook producenten aangemoedigd kunnen worden om maatregelen te nemen om zulke producten op de markt te brengen. De Richtlijn is niet van toepassing op tweedehandsproducten, middelen voor personen- of goederenvervoer en “het plaatje waarop het vermogen is vermeld of het equivalent daarvan, dat met het oog op de veiligheid op de producten wordt aangebracht”.

De verplichtingen van de richtlijn gelden in de eerste plaats voor die producten waarvoor de Europese Commissie in een zogenaamde ‘gedelegeerde handeling’ voorwaarden voor de etikettering heeft opgenomen. Naast de op etiketten al gebruikte klassen A tot G, kan de Commissie drie bijkomende klassen aan de indeling toevoegen “indien dat gelet op de technologische vooruitgang nodig is”: A+, A++ en A+++. De indeling in klassen wordt geëvalueerd wanneer een belangrijk aandeel van de producten op de interne markt in de twee hoogste energie-efficiëntieklassen wordt ingedeeld en wanneer bijkomende besparingen mogelijk worden door de producten verder te differentiëren.

De Europese Commissie moet die gedelegeerde handelingen aannemen voor producten die intrinsiek kunnen leiden tot belangrijke besparingen van energie en andere essentiële hulpbronnen. Wanneer de Commissie een ontwerp hiertoe opstelt, moet zij rekening houden met de Ecodesign-richtlijn en een analyse uitvoeren over de gevolgen voor het milieu, eindgebruikers en fabrikanten vanuit het oogpunt van concurrentievermogen, innovatie, markttoegang, kosten en baten. Zij overlegt hierover met de belanghebbenden.

Het Europees Parlement of de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een (verlengbare) periode van twee maanden na datum van kennisgeving door de Europese Commissie van de handeling. In geval van bezwaar treedt de handeling niet in werking. Bij gebreke van bezwaar binnen de voorgeschreven (en eventueel verlengde) termijn, wordt de handeling gepubliceerd in het Publicatieblad.
De Europese Commissie heeft intussen de volgende de gedelegeerde handelingen aangenomen:
– Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 (televisies)
– Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 (huishoudelijke wasmachines)
– Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 (huishoudelijke koelapparaten)
– Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1059/2010 (afwasmachines)

Voor producten die gereguleerd zijn door gedelegeerde handelingen moeten de leveranciers de overeenstemmende etiketten aanbrengen, een fiche verstrekken, technische documentatie opstellen die toelaat om de gegevens op het etiket en de fiche te controleren, stavingstukken voor inspectie bijhouden, en de fiche en het etiket gratis verstrekken aan de handelaars. De handelaars moeten de etiketten goed zichtbaar en leesbaar aanbrengen en de fiche ter beschikking stellen in de productbrochure. Ook bij het uitstallen van de producten moeten de etiketten duidelijk zichtbaar zijn. Bij verkoop op afstand, waarbij “de potentiële eindgebruiker het product waarschijnlijk niet uitgestald ziet”, moeten de potentiële eindgebruikers de informatie krijgen die op het etiket voor dit product en op het fiche wordt vermeld, alvorens zij het product kopen.

De lidstaten moeten niet alleen erop toezien dat de leveranciers en handelaars hun verplichtingen nakomen. Zij moeten het systeem van etiketten en fiches aan het grote publiek toelichten middels voorlichtings- en promotiecampagnes. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de richtlijn kan door handelaars te verplichten om producten op te nemen die aan de bepalingen voldoen, door voorafgaand de nodige preventieve maatregelen te nemen als er voldoende bewijs is dat een product mogelijk niet aan de bepalingen voldoet en het uit de handel nemen van bepaalde producten.

De lidstaten moeten ook de regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn en de gedelegeerde handelingen vastgestelde nationale bepalingen, inclusief het onrechtmatige gebruik van het etiket. Die vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Met het koninklijk besluit van 13 augustus 2011 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten wordt de Richtlijn op federaal vlak omgezet. De wettelijke basis van het koninklijk besluit is o.a. de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming.

De Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie houdt in eerste instantie toezicht op de naleving van de etiketteringsverplichtingen. De ultieme sanctie is het verbod om het product in de handel te brengen of het uit de handel te nemen.