Hoe marginaal kan een toetsing zijn?
In zijn arrest nr. 32/2010 (Electrabel - SPE - EDF Belgium - Synatom / Belgische Staat) gaat het Hof wel zeer marginaal om met die marginale toetsing.
Om de redelijke verantwoording van het onderscheid tussen nucleaire producenten en andere marktactoren op de energiemarkt te beoordelen, verwijst het Hof zonder enige eigen (laat staan marginale) toetsing naar de memorie van toelichting van de programmawet van 22 december 2008 die aan de nucleaire producenten een repartitiebijdrage van 250 miljoen euro voor 2008 oplegt. Hij laat na te expliciteren of het onderscheid tussen de verschillende marktactoren berust op een pertinent criterium of dat er een redelijke verhouding bestaat tussen het (amalgaam van) doelen en het onderscheid dat gemaakt wordt.
Dezelfde hypermarginaliteit past het Hof toe wanneer hij aanvaardt dat er tussen de verschillende nucleaire exploitanten geen onderscheiden situatie bestaat. Het loutere feit dat zij "over een aandeel beschikken in de industriële productie van elektriciteit door splijting van kernbrandstoffen" volstaat voor het Hof om, samen met de regering, te oordelen dat er geen ongelijke behandeling is. Ook hier ontbreekt enige toetsing van de pertinentie of de redelijke verhouding van het gelijk behandelen.
Alleen in antwoord op de door EDF Belgium ingeroepen ongelijke behandeling tussen de nucleaire producenten en andere ondernemingen die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, antwoordt het Hof iets uitvoeriger. Die andere categorieën belastingplichtigen "bevinden zich niet in een vergelijkbare situatie ten aanzien van dergelijke maatregel". Hierbij verwijst het Hof eenvoudigweg naar het doel van de repartitiebijdrage van 250 miljoen.
Ook de hoogte van de repartitiebijdrage (250 miljoen) werd door de verzoekers gehekeld. Dat bedrag zou arbitrair vastgesteld zijn en zou geen enkele band hebben met de verschillende en zeer onderscheiden doelstellingen waarvoor die bijdrage zou moeten dienen.
Het Hof gaat hier niet op in. Het stelt enkel dat "het bedrag van de individuele bijdragen niet op willekeurige wijze [wordt] vastgesteld".
Op zich zou men het resultaat van het arrest moeten kunnen toejuichen. Aan ondernemingen die zeer veel winst maken omdat zij gebruik kunnen maken van nucleaire centrales die, omdat zij dankzij de gulle toegevingen van de wetgever al lang afgeschreven zijn, verhoudingsgewijze zeer goedkope elektriciteit produceren en die goedkope elektriciteit, door de merit order van de verschillende elektriciteitscentrales niet de marktprijs zet voor elektriciteit, wordt duidelijk gemaakt dat die winst kan afgeroomd worden ten voordelen van het algemeen belang. Spijtig is wel dat men nog steeds moet vaststellen (zoals ik in een eerder bericht al deed) dat het ganse bedrag van 250 miljoen op geen enkele manier blijkt aangewend de zijn voor de verschillende doeleinden van de Programmawet, zoals die rimpelloos aanvaard worden door het Grondwettelijk Hof. (De eenmalige korting van 30 euro op de elektriciteitsfactuur in 2009 staat op het konto van de begroting 2009. Hiervoor kan de bijdragen voor 2008 dus niet dienen.)
Daarnaast heeft de regering nu wel de 250 miljoen van 2008 veiliggesteld (en misschien ook die van 2009, hoewel de bijdragplichtigen nog tot eind juni beschikken om ook hiertegen een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof in te stellen), maar heeft zij in het Protocolakkoord dat zij met GDF Suez sloot aanvaard dat er geen nieuwe bijdragen komen (behalve de bijdragen van 215 tot 245 miljoen voor het verlengen van de levensduur van de oudste drie kerncentrales). De regering heeft dus zelf afstand gedaan van wat ze met dit arrest zou kunnen doen, het recurrent belasten van de nucleaire producenten.