Nieuw debat over energiefactuur is noodzakelijk
By
Tim Vermeir
Volgende bijdrage van Tinne Van der Straeten verscheen in De Tijd van zaterdag 20 april:
Uit berekeningen van De Tijd op basis van cijfers van de energiewaakhond CREG blijkt dat de energiecomponent van de elektriciteitsfactuur lager ligt dan het gemiddelde van de buurlanden. Toch is de elektriciteitsfactuur zo’n 10 procent duurder voor Belgische gezinnen, vergeleken met de buurlanden. Een studie van Deloitte kwam eerder deze maand tot dezelfde vaststelling voor de grote industriële bedrijven in ons land.
Of het nu over gezinnen gaat, kmo’s of grote afnemers, de conclusie is steeds dezelfde. Het zijn niet de energiekosten zelf die de hoge prijzen veroorzaken, wel de twee andere componenten van de factuur: de nettarieven enerzijds, de toeslagen en heffingen anderzijds. Voor de doorsnee consument valt het vaak niet op, want hij krijgt slechts één factuur in de bus, die van zijn elektriciteitsleverancier. Die leverancier staat in voor de inning van alle tarieven, alle heffingen en alle toeslagen op de factuur om ze vervolgens door te storten aan de overheid of de netbeheerder. Het is ook de leverancier die het financiële risico draagt bij niet-betaling. De bedragen die de leverancier niet kan innen omdat de klant zijn factuur niet betaalt, moet die leverancier wél betalen aan de netbeheerder.
Netbeheerders en overheden kunnen zich als het ware een beetje verstoppen achter de leverancier. Het is immers de leverancier die de volle wind pakt als er weer eens berichten verschijnen ‘dat onze elektriciteit 10 procent duurder is dan in de buurlanden’. Nochtans is hij er niet de oorzaak van.
De energie-uitdagingen waarvoor we staan hebben allemaal een bepaalde kostprijs. Een maatschappelijk debat over wie wat moet betalen is daarom meer dan ooit aan de orde. De minimale transparantie over de tarieven die vandaag terug te vinden is op de website van de CREG geeft zelden aanleiding tot zo’n debat. Wat onaanvaardbaar is, gezien de omvang van de budgetten waar het over gaat én het feit dat de netbeheerders bestuurd worden door politici.
Nederland
De regionalisering van de distributietarieven is een uitgelezen kans voor een publiek debat, om het woord ‘historisch’ maar te vermijden. Dat debat moet gaan over de kosten die er zijn om het net te onderhouden, uit te breiden en te versterken, maar ook over wat al dan niet via het distributietarief aangerekend wordt. Het moet ook gaan over de meest eerlijke aanrekening van de kosten. In ons land betalen we voor elke kWh die we verbruiken. In Nederland daarentegen wordt de factuur bepaald door het vermogen van de aansluiting, ongeacht het verbruik. Europa aanvaardt beide systemen.
Het debat mag ook niet eenzijdig worden gevoerd. Zo ligt er vandaag een grote focus op de ondersteuning voor hernieuwbare energie. Uit een recente studie van 3E over de ondersteuning van offshore wind bleek dat die steun, die geldt gedurende 20 jaar, in België net onder het Europees gemiddelde ligt.
Dat is anders voor de financiering van het nucleaire passief dat ook via de elektriciteitsfactuur geregeld wordt. Daarvoor wordt jaarlijks 55 miljoen euro geïnd bij de verbruiker. Uit het meest recente rapport van het NIRAS blijkt echter dat voor de financiering van dat nucleaire passief 1990,583 miljoen euro nodig is, waarvan 1855,771 miljoen euro nog te financieren, als we rekening houden met wat al betaald werd via de elektriciteitsfactuur. Dan hebben we het nog niet gehad over wie straks de plannen van de federale regering betaalt voor de ondersteuning van niet rendabele gascentrales.
De overheid heeft de leveranciers het afgelopen jaar erg geviseerd, maar nu is het tijd dat ze de componenten van de factuur waarvoor ze zelf verantwoordelijk is even kritisch belicht. Daar is minstens een even groot debat over nodig als er vorig jaar geweest is over de leveranciersprijzen.
Uit berekeningen van De Tijd op basis van cijfers van de energiewaakhond CREG blijkt dat de energiecomponent van de elektriciteitsfactuur lager ligt dan het gemiddelde van de buurlanden. Toch is de elektriciteitsfactuur zo’n 10 procent duurder voor Belgische gezinnen, vergeleken met de buurlanden. Een studie van Deloitte kwam eerder deze maand tot dezelfde vaststelling voor de grote industriële bedrijven in ons land.
Of het nu over gezinnen gaat, kmo’s of grote afnemers, de conclusie is steeds dezelfde. Het zijn niet de energiekosten zelf die de hoge prijzen veroorzaken, wel de twee andere componenten van de factuur: de nettarieven enerzijds, de toeslagen en heffingen anderzijds. Voor de doorsnee consument valt het vaak niet op, want hij krijgt slechts één factuur in de bus, die van zijn elektriciteitsleverancier. Die leverancier staat in voor de inning van alle tarieven, alle heffingen en alle toeslagen op de factuur om ze vervolgens door te storten aan de overheid of de netbeheerder. Het is ook de leverancier die het financiële risico draagt bij niet-betaling. De bedragen die de leverancier niet kan innen omdat de klant zijn factuur niet betaalt, moet die leverancier wél betalen aan de netbeheerder.
Netbeheerders en overheden kunnen zich als het ware een beetje verstoppen achter de leverancier. Het is immers de leverancier die de volle wind pakt als er weer eens berichten verschijnen ‘dat onze elektriciteit 10 procent duurder is dan in de buurlanden’. Nochtans is hij er niet de oorzaak van.
De energie-uitdagingen waarvoor we staan hebben allemaal een bepaalde kostprijs. Een maatschappelijk debat over wie wat moet betalen is daarom meer dan ooit aan de orde. De minimale transparantie over de tarieven die vandaag terug te vinden is op de website van de CREG geeft zelden aanleiding tot zo’n debat. Wat onaanvaardbaar is, gezien de omvang van de budgetten waar het over gaat én het feit dat de netbeheerders bestuurd worden door politici.
Nederland
De regionalisering van de distributietarieven is een uitgelezen kans voor een publiek debat, om het woord ‘historisch’ maar te vermijden. Dat debat moet gaan over de kosten die er zijn om het net te onderhouden, uit te breiden en te versterken, maar ook over wat al dan niet via het distributietarief aangerekend wordt. Het moet ook gaan over de meest eerlijke aanrekening van de kosten. In ons land betalen we voor elke kWh die we verbruiken. In Nederland daarentegen wordt de factuur bepaald door het vermogen van de aansluiting, ongeacht het verbruik. Europa aanvaardt beide systemen.
Het debat mag ook niet eenzijdig worden gevoerd. Zo ligt er vandaag een grote focus op de ondersteuning voor hernieuwbare energie. Uit een recente studie van 3E over de ondersteuning van offshore wind bleek dat die steun, die geldt gedurende 20 jaar, in België net onder het Europees gemiddelde ligt.
Dat is anders voor de financiering van het nucleaire passief dat ook via de elektriciteitsfactuur geregeld wordt. Daarvoor wordt jaarlijks 55 miljoen euro geïnd bij de verbruiker. Uit het meest recente rapport van het NIRAS blijkt echter dat voor de financiering van dat nucleaire passief 1990,583 miljoen euro nodig is, waarvan 1855,771 miljoen euro nog te financieren, als we rekening houden met wat al betaald werd via de elektriciteitsfactuur. Dan hebben we het nog niet gehad over wie straks de plannen van de federale regering betaalt voor de ondersteuning van niet rendabele gascentrales.
De overheid heeft de leveranciers het afgelopen jaar erg geviseerd, maar nu is het tijd dat ze de componenten van de factuur waarvoor ze zelf verantwoordelijk is even kritisch belicht. Daar is minstens een even groot debat over nodig als er vorig jaar geweest is over de leveranciersprijzen.