Nieuwe regeling groenestroomcertificaten
By
Tim Vermeir
Gisteren bracht Terzake een reportage over de vermindering van de minimumsteun voor groenestroomcertificaten. De titel op deredactie luidt: "Groene stroom plots 22% duurder".
Wat staat er hierover nu juist in het ontwerpdecreet dat de Vlaamse regering indiende in het Vlaams parlement?
1. Groenestroomcertificaten voor PV-installaties die na 1 januari 2010 in dienst worden genomen en die geïnstalleerd worden op woningen of woongebouwen, waarvan het dak of de zoldervloer niet geïsoleerd is, komen niet langer in aanmerking voor de inleveringsverplichting door de leveranciers. Met andere woorden, voor dit soort van groenestroomcertificaten zal er geen afzetmarkt meer bestaan. Daarenboven zullen de eigenaars van die installaties hun groenestroomcertificaten ook niet kunnen aanbieden aan de DNBs voor het verkrijgen van de minimumsteun. Artikel 25ter Elektriciteitsdecreet bepaalt immers dat er geen steun kan worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 23.
Of nagegaan zal kunnen worden of installaties gebouwd zijn op voldoende geïsoleerde woningen werd door de VREG, de SERV en de MINA-raad ernstig in vraag gesteld.
2. Vermindering van de minimumsteun voor PV-installaties
Wat staat er hierover nu juist in het ontwerpdecreet dat de Vlaamse regering indiende in het Vlaams parlement?
1. Groenestroomcertificaten voor PV-installaties die na 1 januari 2010 in dienst worden genomen en die geïnstalleerd worden op woningen of woongebouwen, waarvan het dak of de zoldervloer niet geïsoleerd is, komen niet langer in aanmerking voor de inleveringsverplichting door de leveranciers. Met andere woorden, voor dit soort van groenestroomcertificaten zal er geen afzetmarkt meer bestaan. Daarenboven zullen de eigenaars van die installaties hun groenestroomcertificaten ook niet kunnen aanbieden aan de DNBs voor het verkrijgen van de minimumsteun. Artikel 25ter Elektriciteitsdecreet bepaalt immers dat er geen steun kan worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 23.
Of nagegaan zal kunnen worden of installaties gebouwd zijn op voldoende geïsoleerde woningen werd door de VREG, de SERV en de MINA-raad ernstig in vraag gesteld.
2. Vermindering van de minimumsteun voor PV-installaties
De gedurende 20 respectievelijk 15 jaar gewaarborgde minimumsteun bedraagt vanaf 1 januari 2010:
350€ in 2010 gedurende 20 jaar;
330€ in 2011 gedurende 20 jaar;
310€ in 2012 gedurende 20 jaar (gepaard gaand met een evaluatie van de onrendabele top);
290€ in 2013 gedurende 15 jaar (tenzij op basis van de evaluatie aanpassing onwenselijk blijkt);
250€ in 2014 gedurende 15 jaar;
210€ in 2015 gedurende 15 jaar (gepaard gaand met een evaluatie van de onrendabele top);
170€ in 2016 gedurende 15 jaar (tenzij op basis van de evaluatie aanpassing onwenselijk blijkt);
130€ in 2017 gedurende 15 jaar;
90€ in 2018 gedurende 15 jaar (gepaard gaand met een evaluatie van de onrendabele top);
50€ in 2019 gedurende 15 jaar (tenzij op basis van de evaluatie aanpassing onwenselijk blijkt) ;
10€ in 2020 gedurende 15 jaar.
3. "Socialisering" van de minimumsteun
Het ontwerpdecreet voorziet in een verplichting van alle distributienetbeheerders (behalve Elia) om de kosten voor de minimumsteun onderling te verdelen in verhouding tot de hoeveelheid elektriciteit die op elk distributienet verdeeld wordt. Een DNB met verhoudingsgewijs minder installaties voor hernieuwbare energiebronnen zal een deel van de kosten van andere DNBs moeten op zich nemen.