1999 - De Elektriciteitswet
Net voor het einde van de regering-Dehaene II door de dioxinecrisis, namen de Kamer en de Senaat de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt aan.
De wet zette de Eerste Elektriciteitsrichtlijn 96/92/EG om. De wetgever richtte de CRE, later CREG, op. Over de benoemingen van de directeurs van die CREG staat wat achtergrondinformatie in het boek van Alex Polfliet, Groentjes in en uit de Wetstraat.
De wet was in feite een “herliberaliseringswet”. De eerste Belgische elektriciteitswet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening had immers toen al het industrieel belangrijkste deel van de markt vrijgemaakt van gemeentelijke bemoeienis. Maar door de jaren heen consolideerde de sector opnieuw waardoor de Belgische elektriciteitsmarkt grotendeels in private (Ebes-Unerg-Intercom, later Electrabel) en voor een klein deel in publieke (SPE) handen was.
Het was vooral de wet van 1925 die mij in 1999 interesseerde. De Elektriciteitswet van 1999 wijzigde niets aan het juridische kader voor de aanleg van elektriciteitslijnen en -netten. Dat viel nog volledig onder de wet van 1925 (die zelfs in 2023 nog niet is opgeheven). De bijzondere wetten van 8 augustus 1980 en 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen regionaliseerden weliswaar bepaalde aspecten daarvan, maar dat leidde pas in het laatste decennium tot decretale initiatieven. De versnippering van bevoegdheden, die op heel veel vlakken nefast is voor een energiepolitiek, zorgde ook voor interessante casussen over de verlegging van lijnen en leidingen. Die problematiek nam een heel groot deel van mijn zomer in beslag.