Gouden aandeel en Electrabel

Bij herhaling pleitte ik op deze website voor het heractiveren van het “gouden aandeel” van de Belgische staat in Electrabel.

In 1980 stemde het federale parlement in “met een vertegenwoordiging van de overheid in de belangrijkste vennootschappen die in België elektriciteit produceren”. Die regeling, vervat in artikel 173, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, voorziet in een afgevaardigde van de Belgische staat “in de raad van beheer of elk bestuursorgaan waaraan de raad van beheer bevoegdheden heeft overgedragen, van de nv Ebes, van de nv Intercom, van de nv Unerg, van de comm.v Gecoli, van de nv CPTE en van de 'Calorieënpool'”. Die afgevaardigde beschikt “over het recht om de beslissingen van de raad van beheer, van het bestuurscomité of van elk bestuursorgaan waaraan de raad van beheer bevoegdheden heeft overgedragen te schorsen, welke hij in strijd acht met het algemeen belang en in het bijzonder met het energiebeleid van de Regering”. Artikel 173, § 2, werd uitgevoerd door het koninklijk besluit van 23 januari 1981 (niet beschikbaar online, wel hier). Dit koninklijk besluit zet zeer uitvoerig de te volgen procedures uiteen.

Ebes, Unerg en Intercom zijn op 10 juli 1990 “gefuseerd” tot Electrabel. Ebes werd Electrabel. Electrabel heeft nog steeds hetzelfde ondernemingsnummer als het oude BTW-nummer van Ebes ((0)403.170.701). Unerg bracht haar productie-, transport- en distributieactiviteiten in het maatschappelijk kapitaal van Electrabel in. Electrabel nam Intercom (en de vennootschappen Sautrac en Société d'Eupen) over.

Op basis van artikel 173, § 2, zou de Belgische overheid een vertegenwoordiger kunnen sturen naar de raad van bestuur van Electrabel, maar ook naar “elk ander bestuursorgaan waaraan de raad van bestuur bevoegdheden heeft overgedragen”.

Artikel 173, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 en het koninklijk besluit van 23 januari 1981 gelden nog steeds, maar zijn nooit toegepast. Het CRISP schreef hier in 2000 al over: "Force est cependant de constater que les différents gouvernements qui ont eu à connaître ces dernières années des réorganisations des sociétés précitées ont, certes, évoqués l'existence de cette disposition, mais ne lui ont jusqu'à présent jamais donné corps."

Eind september rakelde ik dit nog eens op Twitter op. Een anonieme Tweep, die de sector wel goed kent, meldde mij dat “het idee van de Golden Share destijds” (ten tijde van Verhofstadt I, TV) “op tafel gelegen [heeft] maar dat zag de Europese Commissie niet zitten”. In de daaropvolgende gedachtewisseling poneerde ik “Overigens is dezelfde golden share regeling in Distrigas eertijds wel goedgekeurd door Europa.” en “Na Distrigas-arrest van Hof van Justitie zijn die (mij onbekende) argumenten van EC dus niet juist meer.”

Ik denk dat ik verkeerd was.

In het Distrigas-arrest aanvaardt het Hof van Justitie het gouden aandeel op basis van een aantal vaststellingen:

  • Het Belgische stelsels is er een “van verzet” (overweging 49). De Belgische staat kan zich alleen nadat een beslissing genomen is tegen die beslissing verzetten. Beslissingen van de organen vereisen geen voorafgaande goedkeuring. Er gelden ook strikte termijnen voor de uitoefening van dat recht van verzet.
  • Het gouden aandeel in Distrigas had volgens het Hof betrekking op een legitiem doel: het veilig stellen van de bevoorrading met energie in geval van crisis (overweging 46) of het waarborgen van een minimale bevoorrading met energie (overweging 48). De regeling moest “de daadwerkelijke beschikbaarheid verzekeren van de leidingen die de grote infrastructuren voor het binnenlands vervoer van energieproducten uitmaken, alsmede van andere infrastructuur voor het binnenlands vervoer en de opslag van gas, met inbegrip van de aanlandings- en grensoverschrijdingspunten”.

De gouden aandeel-regeling in (de rechtsopvolgens van) Ebes, Unerg en Intercom heeft met die in Distrigas gemeen dat het een controle “op verzet” is. De regeringsvertegenwoordiger kan een beslissing van een orgaan schorsen, waarna er overleg volgt tussen de onderneming en de Belgische staat binnen een strikt tijdsbestek. Beroepen tegen de beslissingen van de Belgische staat zijn nadien altijd mogelijk.

Maar anders dan bij Distrigas is de enige verantwoording van de regeling bij Electrabel “het mogelijk maken de activiteiten van deze [productie]vennootschappen beter af te stemmen op het energiebeleid van de Regering” (Parl.St. Kamer, 1979-1980, nr. 323/1, p. 43-44).

Dat is dus wel een zeer algemene doelstelling (daargelaten de vraag of er in België überhaupt een energiebeleid is).

In het Distrigas-arrest herhaalde het Hof van Justitie in overweging 45 dat “het vrije verkeer van kapitaal, als fundamenteel verdragsbeginsel, slechts kan worden beperkt door een nationale regeling die gerechtvaardigd is om dwingende redenen van algemeen belang. De regeling moet, wil zij gerechtvaardigd zijn, geschikt zijn om de verwezenlijking van het gestelde doel te waarborgen en mag niet verder gaan dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk is, teneinde aan het evenredigheidscriterium te voldoen (zie in die zin arresten van 14 december 1995, Sanz de Lera e.a., C-163/94, C-165/94 en C-250/94, Jurispr. blz. I-4821, punt 23, en arrest van 14 maart 2000, Église de scientologie, C-54/99, Jurispr. blz. I-1335, punt 18)”. Het Hof aanvaardde dat de Distrigas-regeling “het mogelijk [zou kunnen] maken om in de betrokken lidstaat, in geval van een werkelijke en ernstige bedreiging, een minimale bevoorrading met energie te waarborgen, en niet verder gaa[t] dan daarvoor noodzakelijk is” (overweging 48).

Het afstemmen van de activiteiten van de elektriciteitsproducenten op het energiebeleid van de regering lijkt mij geen doel te zijn dat de toets met het gemeenschapsrecht kan doorstaan. In zijn huidige vorm lijkt men geen uitvoering te kunnen geven aan artikel 173 van de wet van 8 augustus 1980. Mits een zeer grondige herwerking van de doeleinden, die dan in lijn moeten liggen met het Europees recht, zou dit eventueel wel kunnen.






Lees u in

Geschreven inzichten