Waarom een nieuwe bevoegdheidsverdeling inzake energie nuttig kan zijn
In een eerste deel van de studie “wordt op basis van een juridische analyse nagegaan of de gewesten over de mogelijkheid beschikken om een vrijstelling van injectietarieven in te voeren”. De CREG herhaalt hierbij eerst de (exclusieve) bevoegdheidsverdeling zoals die uitgewerkt is in artikel 6, § 1, VII, BWHI. Hierbij stipt zij aan dat het evenredigheidsbeginsel vereist dat een bevoegde overheid, bij het uitoefenen van haar bevoegdheden erover moet waken dat zij het uitoefenen van de bevoegdheden van de andere overheden niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt.
Op basis van de herhaling van het evenredigheids- of proportionaliteitsbeginsel poneert de CREG, zonder veel verdere motivering, het volgende tussenbesluit:
Als we deze principes dan toepassen op de injectietarieven, is het vrij duidelijk dat deze een evenredige bevoegdheidsuitoefening vormen die het gewestelijk beleid niet buitenmatig bemoeilijken. Er anders over oordelen, zou inhouden dat de kern van de federale tariefbevoegdheid wordt uitgehold. Doel van de injectietarieven is namelijk niet het penaliseren van decentrale productie, doch enkel het toewijzen van de eraan verbonden kosten, in overeenstemming met het principe van de kostenreflectiviteit.De CREG geeft niet aan waarom een gewestelijke vrijstelling "onmiskenbaar een grote en allicht buitenmatige impact [zou hebben] op het federale tariefbeleid".
Omgekeerd heeft een gewestelijke vrijstelling die zou worden gecreëerd om hernieuwbare energieproductie te stimuleren, onmiskenbaar een grote en allicht buitenmatige impact op het federale tariefbeleid. Dergelijke beslissing zou eigenlijk geen ander doel hebben dan het ongedaan maken van de gevolgen van een federale beslissing.
Ook in haar bespreking over de onmogelijkheid voor de gewestelijke overheden om zich te beroepen op de impliciete bevoegdheden blijft de CREG heel erg op de vlakte. Artikel 10 BWHI laat de gewesten toe om op het terrein van de federale overheid te treden wanneer zij hiertoe niet bevoegd zijn, maar de inbreuk op de federale bevoegdheden noodzakelijk zijn voor de eigen gewestelijke bevoegdheden. Hierbij moet volgens het Grondwettelijk Hof de federale aangelegenheid zich lenen zich tot een gedifferentieerde regeling en mag de weerslag op de federale aangelegenheid slechts marginaal zijn en geen afbreuk doen aan de fundamentele beginselen van de materie.
De CREG erkent dat inzake injectietarieven een gedifferentieerde regeling tussen verschillende gewesten mogelijk kan zijn. Zij acht “zowel de noodzakelijkheid als de marginale impact geheel afwezig”. Voor het ontbreken van een marginale impact of de federale bevoegdheden verwijst zij naar haar korte ponering over het evenredigheidsbeginsel. Een eigen gewestelijke vrijstelling vindt zij evenmin noodzakelijk omdat “vrijstellingen niet de enige techniek vormen om de ongewenste impact van de injectietarieven te milderen. Extratarifaire maatregelen zoals een fonds zijn perfect denkbaar en worden trouwens ingezet voor andere ODV‘s.”:
"Dit maakt dat een beroep op artikel 10 van de B.W.H.I. weinig kans op slagen heeft indien aangevochten voor de rechter."Over de bestaande Vlaamse regeling in artikel 19 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 (dat de producenten vrijstelt van het betalen van de kosten
verzwaring van het distributienet tot aan het eigenlijke aansluitingspunt), artikel 25quinquies van het Elektriciteitsdecreet en artikel 22bis van het Aardgasdecreet (die de aansluitingskost van kwalitatieve WKK beperken en de aanleg van leidingen over de eerste duizend meter op openbaar domein ten laste leggen van de DNB), stelt de CREG, bij de bespreking van de vereiste evenredigheid:
"Voorts moet worden vastgesteld dat de vrijstelling onmiskenbaar een gevoelige impact heeft op het federale tariefbeleid, dat erop gericht is om via de tarieven op een transparante manier de onderscheiden kosten toe te wijzen. Door de vrijstelling, die dan nog forfaitair is en niet procentueel, wordt dit kostensignaal totaal verstoord. Dergelijk instrument doorkruist volledig het federale tariefbeleid, zodat de impact ervan allesbehalve marginaal kan worden genoemd."Het feit dat de Raad van State, afdeling wetgeving, dit bevoegdheidsrechtelijk niet problematisch vond, vindt geen genade in de ogen van de federale regulator:
"Vraag is of dit oordeel in een tegensprekelijke procedure overeind zou blijven."De CREG vuurt met de studie van 8 juli een gans salvo schoten voor de boeg van de indieners van het voorstel van decreet houdende wijziging van het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 en het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft het vermijden van injectietarieven voor elektriciteit geproduceerd door middel van hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling, ingediend in het Vlaams Parlement op 7 juli 2010. Dat de regulator niet aarzelt om het Grondwettelijk Hof te adiëren bleek al in het verleden.
In datzelfde Vlaams Parlement stelde Carl Decaluwé (CD&V) een schriftelijke vraag aan minister Van den Bossche over de financiële gevolgen van de openbare dienstverplichtingen voor de distributienetbeheerders. De minister antwoordde weinig ambiteus:
"De distributienetbeheerders moeten de concrete kostprijs van de openbaredienstverplichtingen niet aan het Vlaamse Gewest rapporteren. Deze gegevens worden wel aan de federale regulator CREG ter beschikking gesteld in het kader van de vaststelling van en controle op de distributienettarieven. Gelet op deze bevoegdheidsverdeling moeten deze gegevens dus aan de CREG worden gevraagd."Zij die meenden dat de Vlaamse regering haar bevoegdheden zo ruim mogelijk wenst in te vullen moeten hun mening inzake energie misschien herzien...