Tussenpersonen bij de levering van warmte
Met het decreet van 23 december 2022 voegt de Vlaamse decreetgever een aantal bijkomende begrippen en bepalingen rond warmtelevering in het Energiedecreet in. De onduidelijke verdeling van de betalingsverplichtingen van de verhuurder en de huurder bij warmteleveringen blijft evenwel bestaan.
In 2020 had de Vlaamse regering het Energiebesluit al aangepast aan nieuwe Europese regels over de afrekening van warmteleveringen (zie hierover mijn eerder bericht). In haar voorafgaand advies had de afdeling wetgeving van de Raad van State terecht aangegeven dat de regering geen begrippen kon invoegen in het Energiebesluit als die indruisen tegen begrippen in het Energiedecreet. De regering volgde dit advies, waardoor de afrekening van warmte in appartementsgebouwen onvolmaakt geregeld was. Alleen bepaalde sociale openbaredienstverplichtingen moest de VME volgen.
Het decreet van 23 december 2022 voegt het begrip “tussenpersoon bij de levering van thermische energie” als art. 1.1.3, 126°/0 in: “elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die thermische energie koopt met het oog op de doorverkoop aan een eindgebruiker van thermische energie”.
Ook een omschrijving van “eindgebruiker van thermische energie” staat nu in het Energiedecreet: “een natuurlijke persoon of rechtspersoon die verwarming, koeling of warm water voor zijn eigen eindgebruik aankoopt, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewoner is van een afzonderlijk gebouw of van een eenheid in een appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw dat beschikt over een warmte- of koudenet of een centrale bron voor verwarming, koeling of warm water, en die hiervan verwarming, koeling of warm water gebruikt, maar die geen rechtstreekse of individuele overeenkomst met de leverancier of warmte- of koudeleverancier heeft” (art. 1.1.3, 30°/3).
Hiermee gaat de decreetgever er nog altijd van uit dat een VME “individuele contracten heeft met de eindgebruikers aan wie zij de warmte of koeling, die ze koopt van een warmte- of koudeleverancier, doorverkopen” (zie de memorie van toelichting). Ik ben nog altijd niet overtuigd dat zulke individuele contracten als regel bestaan. Heeft elke huurder een overeenkomst met de VME voor diens diensten en leveringen? Of veronderstelt men de contractuele relatie uit de zakenrechtelijke (en dus tegenstelbare) aard van de statuten van de mede-eigendom? Het individuele contract vloeit dan mogelijkerwijze voort uit de statutaire bepalingen dat de VME warmte en (actieve/passieve) koeling “levert” of “ter beschikking stelt” van de individuele wooneenheden en dat – statutair – de VME hiervoor kosten kan aanrekenen.
Los daarvan bieden de invoeging van de begrippen “tussenpersoon bij de levering van thermische energie” en “eindgebruiker van thermische energie” geen antwoord op mijn eerdere bedenkingen. Als het de bedoeling van de Europese wetgever was om warmteafnemers in een mede-eigendom te responsabiliseren, ook wat betreft de investeringen in een performant warmtesysteem, dan moeten de juiste personen verantwoordelijk zijn voor elk beoogd doel. Minstens voor een deel van de warmteprijs moet de eigenaar, en niet de huurder, instaan. Die lacune blijft.