250 miljoen, versie 2010
Tijdens dezelfde discussie liet de minister uitschijnen dat hij, na “passé des centaines d'heures à évaluer cette rente, avec tous les opérateurs imaginables, des économistes, la CREG, la Banque nationale, les fédérations diverses comme la Febeliec et la Febeg”, echt niet veel hoger kon gaan dan de 250 miljoen. De regering verwachtte zich immers aan procedures voor het Grondwettelijk Hof. Dat Hof zou, volgens de minister, twee redenen kunnen hebben om de repartitiebijdrage te vernietigen: “D'abord, elle aurait invoqué la discrimination. Nous avons donc veillé à motiver au maximum les raisons pour lesquelles nous ne taxerions que le nucléaire. La Cour nous a donné raison. Le second motif était la proportionnalité. La Cour aurait pu dire que la taxe était trop élevée”.
De minister doet zo alsof het Grondwettelijk Hof uitvoerig de argumenten van de nucleaire producenten enerzijds en van de regering anderzijds zou onderzocht hebben om uiteindelijk tot het omstandige besluit te komen dat aan alle grondwettelijke voorwaarden om zulke repartitiebijdrage te heffen zou voldaan zijn. De minister grijpt het arrest van het Hof aan om zich politiek in te dekken, zonder echter de lijn door te willen trekken en dit jaar via wettelijke weg opnieuw 250 miljoen euro te durven vragen.
Zoals wij eerder al schreven (zie http://belgischenergierecht.blogspot.com/2010/03/hoe-marginaal-kan-een-toetsing-zijn.html), heeft het Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 30 maart 2010 de repartitiebijdrage uiterst marginaal getoetst. In een bespreking van dit arrest in de Juristenkrant van deze week komt confrater Peter De Smedt tot dezelfde negatieve beoordeling van het arrest (“een ongewoon strenge invulling aan [zijn] marginaal toetsingsrecht”). Hij besluit: “De repartitiebijdragen blijken echter te dienen om het begrotingstekort mee aan te zuiveren in plaats van bij te dragen tot de realisatie van het doel dat de wetgever heeft vooropgesteld. Die doelafwending tast het gezag van het besproken arrest van het Grondwettelijk Hof aan, dat bij zijn oordeel over de grondwettigheid van de maatregel immers veelvuldig teruggrijpt naar dit wettelijk doelstellingenkader”. Ook tot dat besluit waren wij al gekomen (zie http://belgischenergierecht.blogspot.com/2010/04/waarvoor-dienden-de-250-miljoen.html).
Het debat in de Kamercommissie kan de indruk wekken dat de regering de juridische marges zo ver mogelijk afgetast heeft voordat zij besloot om in 2008 en 2009 een repartitiebijdrage te vragen van 250 miljoen en dat zij gelukkig mocht zijn dat het Grondwettelijk Hof haar daarin gevolgd is. Het arrest laat echter niet toe om tot die juridische rugdekking te besluiten. Het arrest laat ook niet toe om te stellen dat er ‘maar’ 250 miljoen euro zou kunnen gevraagd worden, laat staan dat dit bedrag in 2010 minder zou moeten zijn. Bovendien beoordeelt de wetgever de repartitiebijdrage van 250 miljoen zelf als 'gering' in de toelichting bij de programmawet van 23 december 2009. Om tot die beoordeling te komen wordt dan weer uitvoering geciteerd uit een studie van de Belgische Nationale Bank die de rente schat op 700 miljoen euro en de studie van de CREG die de stranded benefits schat op 3,921 miljard euro.
De wetgever dient dus voor 2010 een nieuwe afweging te maken op grond van de meest actuele gegevens waarover zij kan beschikken terwijl zij de grondwettelijke principes inzake fiscaliteit respecteert.