Met het idee waarmee vele projectontwikkelaars de laatste jaren spelen, pakken Telenet en Willemen gisteren uit als grote primeur. De communicatiegroep en de bouwonderneming zullen huurwoningen aanbieden met een vast dienstenpakket, waar bovenop de huurder nog bijkomende pakketten kan bestellen. In de “woontotaaloplossing” zitten “inbegrepen basis- en nutsvoorzieningen zoals gas, elektriciteit, water en internet”. Spijtig genoeg kan dat, voor elektriciteit en aardgas, in Vlaanderen vooralsnog niet.
Sinds de wijziging van het Energiebesluit vanaf 7 november 2020 zijn er nieuwe verplichtingen voor VME’s die vanuit een centrale stookplaats warmte in hun gebouw verdelen. Belangrijk daarbij zijn de voorschriften voor de facturatie. Het Energiebesluit legt de VME op om alle kosten voor warmteverdeling op een bepaalde manier aan te rekenen. Wanneer in het gebouw appartementen verhuurd worden, denk ik dat de methodiek voor de facturatie van die warmtekosten onvoldoende rekening houdt met de dwingende bepalingen van de Vlaamse woninghuurwetgeving. Een deel van de warmtekosten moet de verhuurder zelf dragen. De VME kan die dan ook niet aanrekenen aan de huurder. Een overleg tussen de bevoegde diensten dringt zich op.
In de memorie van toelichting bij het nieuwe wetboek goederenrecht doen de auteurs, op basis van één arrest, uitschijnen dat een PV-installatie een "inherent bestanddeel" van een gebouw is. Ze lijken daarmee aan te geven dat ze zonnepanelen als onroerend door incorporatie beschouwen. De vermelding van PV-installaties als voorbeeld is misplaatst. In ons land kunnen zonnepanelen vooralsnog geen "inherent bestanddeel" zijn, volgens de criteria die de auteurs zelf naar voor schuiven. Vermits het "substantiecriterium" even doorslaggevend lijkt te zijn als het "duurzaamheidscriterium" zijn zonnepanelen dus nog steeds roerende goederen en slechts in hele specifieke omstandigheden mogelijk onroerend.
Tien jaar geleden schreef ik voor het Jaarboek Energierecht een bijdrage over "het vertrouwen van de buurman in zijn zonnepanelen". In de volgende jaren hebben zowel de Raad van State als het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat er juridisch niet zoiets bestaat als een recht op blijvende toekenning van steun. In een recent arrest maakt ook het Hof van Justitie duidelijk dat de rechtszekerheid- en vertrouwensbeginselen niet geschonden zijn door een wijziging aan de steunregelgeving. In het debat over de terugdraaiende teller zou het goed zijn om die juridische analyse ook mee te nemen, zowel bij politieke beslissingen als in advisering van misnoegde burgers.
In zijn arrest van 14 januari 2021 vernietigde het Grondwettelijk Hof het regime van de “virtuele terugdraaiende teller”. Dit gaf prosumenten die een kleine productie-installatie hebben geïnstalleerd t.e.m. 31 december 2020, de mogelijkheid om nog gedurende 15 jaar vanaf de indienstneming te genieten van het compensatiemechanisme, waarbij hun bruto van het net afgenomen elektriciteit jaarlijks wordt verminderd met de door hen geproduceerde en op het distributienet geïnjecteerde elektriciteit.
U kan zoeken op titel, inhoud, auteur, onderwerp,... Niet gevonden wat u zocht? Filter hiernaast op jaartal.
Sommige van deze cookies zijn essentieel, terwijl andere ons helpen om uw ervaring te verbeteren door inzicht te geven in hoe de site wordt gebruikt.